Bij de afschaffing van slavernij in 1863 worden Nederlandse aandeelhouders en plantage-eigenaren ruim gecompenseerd: met vergoedingen tot 300 gulden per slaafgemaakte loopt een aantal van hen flink binnen. Het elitenetwerk van adel en zakenlieden waar zij deel van uitmaken investeert daarna enthousiast in nieuwe ondernemingen. Toenmalig voorzitter van de Kamer van Koophandel, Frans van Heukelom, maakt hier slim gebruik van door in 1863 vier grote ondernemingen op te richten, waaronder de voorloper van de Nederlandse Spoorwegen. Maar de elite die blind vertrouwt op zijn zakeninstinct komt uiteindelijk bedrogen uit.
We komen Frans van Heukelom op het spoor tijdens ons onderzoek naar belangenverstrengeling bij het afschaffen van de slavernij. Zijn broer Cornelis van Heukelom is op dat moment namelijk Woordvoerder Koloniën en stemt als Tweede Kamerlid vóór de emancipatie en het uitkeren van compensatiegeld. Hun neef Hendrik Pieter van Heukelom profiteert daar weer van: zijn vrouw Charlotte Marie Planteau, dochter uit een vooraanstaande plantersfamilie, ontvangt als eigenaar en erfgenaam van verschillende plantages na de afschaffing zo’n 20.000 gulden, ongeveer 200.000 euro omgerekend naar nu.
Frans van Heukelom zelf is tot 1863 commissaris van het Nederlandse beleggingsfonds W.G. Deutz, dat als eigenaar van diverse plantages bij de afschaffing 205.000 gulden, omgerekend zo’n 2,1 miljoen euro, kan innen. Hoeveel Frans daar als commissaris zelf van krijgt is onduidelijk, maar het lukt hem wel om zijn kapitaal na de afschaffing aanzienlijk te vergroten.
Algemene Maatschappij voor Handel en Nijverheid
‘De heer Frans van Heukelom, nu op het hoogtepunt van zijn kracht en invloed, gebruikte wie hij had’, schrijft H.P.G. Quack, schoonzoon van Hendrik Pieter van Heukelom, in zijn memoires. Samen met bankier Alexander Mendel richt Frans in 1863 eerst de Algemene Maatschappij voor Handel en Nijverheid op. De aandelen slijten ze met succes binnen hun eigen netwerk aan prominente edellieden en zakenmensen uit Nederland, Duitsland en Frankrijk.
De heer Frans van Heukelom, nu op het hoogtepunt van zijn kracht en invloed, gebruikte wie hij had
Daar zitten ook personen bij die dat jaar goed verdienen aan de afschaffing van slavernij. Baron Heeckeren van Brandsenburg bijvoorbeeld, die aandelen had in plantage Meerzorg en Vossenburg; Jonkheer R.J. Schimmelpenninck, wiens hele familie geld ontvangt voor aandelen in plantage Berkshoven en Oostrust; handelshuis Insinger, met aandelen in plantages Wederzorg, Barbados, Kroonenburg; Hendrik Anthony Bultman Hermanszoon, aandeelhouder van plantage Onoribo en boekhouder van Halle in Saxen; en Louis Henry Enthoven, die voor verschillende slaafgemaakten compensatie ontvangt.
Het kapitaal van de Algemene Maatschappij voor Handel en Nijverheid gebruikt Frans direct om drie andere grote ondernemingen te starten: de Nederlandsch Indische Handelsbank, waarvan hij zelf directeur wordt; de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij, met zijn broer Cornelis van Heukelom als mededirecteur; en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (MtEvSS), met Frans van Heukelom als voorzitter, zijn neef Hendrik Pieter van Heukelom als directeur en zijn broer Cornelis in de Raad van Beheer. Die laatste onderneming is de voorloper van de huidige NS.
Staatsspoorwegen
Nadat de overheid bekend maakt dat ze een private onderneming zoekt om de staatsspoorwegen te exploiteren, zijn er diverse maatschappijen in de race, de meesten met meer ervaring dan de net opgerichte MtEvSS. Maar als Frans van Heukelom via zijn Algemene Maatschappij in korte tijd 6 miljoen gulden startkapitaal binnenharkt, gaat de overheid overstag. De oprichtersaandelen die Frans op 26 september 1863 in ontvangst neemt slijt hij weer onder zijn netwerk, waaronder plantage-eigenaar Rodolphe le Chevallier, die net 111.000 gulden of 1,1 miljoen euro aan compensatiegeld heeft gecasht.
Het bestuur van de spoorwegmaatschappij vult Frans vervolgens met zijn vrienden en familie. Anne Willem van Eeghen, de broer van Frans’ medecommissaris bij Fonds W.G. Deutz en goede vriend Jan van Eeghen, wordt commissaris. Hendrik Pieter van Heukelom wordt directeur en Cornelis neemt plaats in het Bestuur van Beheer en Toezicht.
Frans zelf verdient goed aan de MtEvSS: in de archieven vinden we terug dat de concessionarissen 300.000 gulden ontvangen en dat leden van de Raad van Bestuur een honorarium krijgen van 12.000 gulden per jaar: de helft als vast inkomen, de rest afhankelijk van het aantal bijgewoonde vergaderingen. Ter vergelijking: de gemiddelde arbeider verdient in die tijd ongeveer 1 gulden per dag. Het duurt echter niet lang voordat het nieuwe imperium van Frans van Heukelom begint in te storten.
Aan de vraag, of de nieuwe directeuren en commissarissen dezer drie nieuwe ondernemingen hun vak werkelijk wisten of voor hun toezicht berekend waren, werd niet te angstvallig gedacht
Van Zwendel en Nijverheid
De Algemene Maatschappij van Handel en Nijverheid waar het netwerk van Frans zo fervent in investeerde draait in 1864 al 4,5 miljoen gulden verlies. Frans’ zakenpartner Alexander Mendel moet als gerespecteerd bankier de zaak redden, maar die neemt de benen: ‘Het was een donderslag op de Amsterdamsche Beurs,’ schrijft H.P.G. Quack. ‘De heer Mendel was gevlucht.... en verdween in ’t niet.’ Als kort daarop ook Frans zelf zijn vertrek aankondigt gaat de hele maatschappij over de kop. In de volksmond krijgt ze de bijnaam ‘Van Zwendel en Nijverheid.’
Ondertussen blijken de vrienden die Frans als managers van zijn andere ondernemingen heeft aangesteld niet per se goede bestuurders: ‘Als commissarissen dier ondernemingen traden […] de meeste oude vrienden van Frans van Heukelom op. Aan de vraag, of de nieuwe directeuren en commissarissen dezer drie nieuwe ondernemingen hun vak werkelijk wisten of voor hun toezicht berekend waren, werd niet te angstvallig gedacht’, aldus H.P.G. Quack.
Ook de MtEvSS dreigt in 1866 te ontsporen. Frans en de andere bestuurders werken compleet langs elkaar heen en sluiten dat jaar twee slechte contracten af die tonnen met geld kosten. Ze hebben een groot deel van het vermogen verkwist aan de inrichting van het kantoor en hun eigen salaris. Bovendien wil de overheid haar lening van 2,5 miljoen gulden terug en moet de tweede tranche van 6 miljoen gulden startkapitaal er komen. Nu de Algemene Maatschappij failliet is, lukt het niet om dat bedrag uit nieuwe aandelen en obligaties te halen, zoals Frans van plan was geweest.
‘Het is zóó moeilijk niet, wanneer men maar recht door zee gaat’
‘Toen vele financieele moeilijkheden ons dreigden te verzwelgen, dobberde en weifelde onze voorzitter Frans van Heukelom’, schrijft H.P.G. Quack. ‘Het is zóó moeilijk, mijne heeren, zóó moeilijk’. Aldus hoorde men hem zeggen. Daar klonk een heldere vaste stem aan de overzijde van de tafel. ‘Het is zóó moeilijk niet, wanneer men maar recht door zee gaat’. En te midden van een drom van wankelenden en aarzelenden gaf die stem van F. 's Jacob fier het parool aan.'
Bestuurslid Frederik ‘s Jacob weet als interim-voorzitter het tij binnen een paar weken te keren. Hij voert grote bezuinigingen door en regelt een lening van 6 miljoen gulden via de Darmstadsche bank. Ondertussen probeert de rest van het bestuur wanhopig de aandeelhouders in het gareel te houden. Die dreigen en masse eieren voor hun geld te kiezen en op te stappen.
Het vertrouwen keert pas weer terug na een grote reorganisatie in 1869, waarbij zowel Frans als Hendrik Pieter van Heukelom afzwaaien. Cornelis gaat daarna verder met de Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij. In een afscheidsbrief aan het bestuur uit Frans nog ‘de wensch, dat de Maatschappij, mede door mij in het leven geroepen, eene schoone toekomst moge tegemoet gaan.’ Dat gebeurt uiteindelijk ook: de MtEvSS groeit uit tot de grootste speler in de staatsspoorwegen, die na een fusie met de Hollandsche Spoorweg Maatschappij in 1937 verder gaat als de NS.
Voor Frans zelf eindigt het allemaal minder rooskleurig: 'Zóó sloegen de grootsche plannen van den heer Frans van Heukelom ter neder, en voltrok zich tragisch zijn moreele val. O, welk een knagende wroeging, welk een smart! Hij bleef nog een zestal jaren leven, handhaafde zich in zijn positie aan de Kamer van Koophandel en de Nederlandsch-Indische Handelsbank, maar met al zijn illusiën voor den Amsterdamschen handel, eens zoo vurig gekoesterd, was het gedaan.’
Dit onderzoek is gedaan in samenwerking met Follow the Money
Met speciale dank aan Guus Veenendaal en Victor Lansink (Utrechts Archief)