Met het grote onderzoek naar plekken waar vrouwen zich in Nederland onveilig voelen, hebben we bij Pointer een nieuwe vorm van datajournalistiek ontwikkeld: data verzamelen met ons publiek. Hoe pakten we dat aan? En waar hebben wij rekening mee gehouden bij het opzetten van het onderzoek?
Het onderzoek van Pointer begint bij een collega die bezig is met een groot verhaal over geweld tegen vrouwen. Zij vraagt zich af: “Maar hoe zit het eigenlijk met al die kleine dagelijkse momenten waarop vrouwen zich niet veilig voelen?” We maken verhalen over femicide (moord op vrouwen omdat ze vrouw zijn, red.) en grote zedenzaken, maar hoe vaak voelen vrouwen zich in ogenschijnlijk gewone situaties onveilig? En hoe vaak passen ze hun gedrag daarop aan?
Denk aan omfietsen omdat je anders door een donker park moet of je op laten ophalen van de trein door je partner zodat je niet alleen door een uitgestorven stationsgebied hoeft te lopen. Dit zijn voorbeelden van situaties waarin de openbare ruimte niet zomaar toegankelijk is voor vrouwen; ze moeten iets extra’s doen om zich veilig te voelen of vermijden bepaalde plekken. En dus rees de vraag: kunnen we in kaart brengen hoeveel kleiner de wereld van vrouwen is?
De eerste gedachte die een datajournalist dan natuurlijk heeft is: hoe kwantificeren we dat? Al snel komen we op het uitgangspunt van dit onderzoek. We willen een kaart maken van Nederland met daarop spelden, gezet door vrouwen, op de plekken die zij als onveilig ervaren. Meestal werken datajournalisten met data die al bestaat, zoals openbare gegevens of data die verstopt zit in websites. Bij Pointer wilden we nu de data zelf creëren, of, om preciezer te zijn, de data maken mét ons publiek.
Burgerwetenschap
Wij hebben geen poule van mensen die een goede afspiegeling vormt van Nederland, zoals (markt)onderzoeksbureaus wel hebben. Een representatieve steekproef maken van Nederland is dus niet mogelijk. Tegelijkertijd bestaat er zoiets als citizen science; data verzamelen met burgers. Zo brengt het project Curieuze Neuzen van de Vlaamse krant De Standaard milieuproblemen in kaart en onderzoekt het RIVM op dit moment het lawaai rond Schiphol samen met burgers.
Maar hoe? We vragen advies aan Hester Volten van het RIVM. Zij is daar expert op het gebied van burgerwetenschap. Waar wij vrezen dat zij ons zal vertellen dat we er niet eens aan moeten beginnen, vanwege de onmogelijke opgave om een representatieve steekproef te verkrijgen, blijkt het tegenovergestelde het geval.
Verschil tussen dag en nacht
Ze denkt juist met ons mee over vragen die we kunnen stellen. We willen namelijk meer weten van de deelnemers dan alleen een locatie, en komen daardoor uit bij een enquête als onderzoeksmethode. Zo kunnen we ook informatie verzamelen over maatregelen die vrouwen nemen om zich wel veilig te voelen, en waarom een plek precies onveilig voelt.
Volten suggereert het uitvragen van het verschil tussen dag en nacht: voel je je hier alleen onveilig in het donker of eigenlijk altijd? En ze raadt ook aan de vragen positief in te steken door te vragen naar hoe vrouwen een oplossing vinden voor het onveilige gevoel. Dit wordt uiteindelijk een belangrijke vraag in onze enquête: ‘hoe pas jij je gedrag aan op deze plek?’ Hierop krijgen we allerlei antwoorden: Je kunt een plek bijvoorbeeld helemaal helemaal vermijden, je laten ophalen, omfietsen, je live-locatie aanzetten en je bewapenen.
Daarnaast heeft Volten twee belangrijke adviezen: houd je citizen scientists op de hoogte van je voortgang gedurende het onderzoek en vraag aan de deelnemers zelf wat zij verwachten van jouw enquête. Zij zijn tenslotte degenen over wie het onderzoek gaat en voor wie je het opzet, dus zij moeten je vertellen wat zij willen dat de enquête oplevert.
Vrouwen maken het onderzoek
We organiseren daarom binnen onze omroep (KRO-NCRV) een focusgroep. We vragen twintig vrouwelijke collega’s om met ons mee te denken over de vragen die we moeten stellen in onze enquête. Natuurlijk hebben we zelf ook al een lijstje klaarliggen, maar we zijn benieuwd waar andere vrouwen benieuwd naar zijn. We stellen ze twee vragen:
- Als jij denkt aan een enquête die gaat over dit onderwerp, welke vragen verwacht je dan te krijgen?
- Als jij denkt aan een tv-uitzending, een geschreven artikel of een radio-uitzending over dit onderwerp, wat verwacht jij dan dat je daarin gaat zien of lezen?
De focusgroep levert waardevolle aanvullingen op. Zo vragen we dankzij de input van deze collega’s niet alleen meer naar een specifieke plek (het oorspronkelijke idee van het onderzoek), maar ook naar ‘algemene plekken’. Vrouwen kunnen nu ook aangeven dat ze concertzalen, parken en bossen of stations in het algemeen onveilig vinden.
Testen, testen, testen
We steken veel tijd in het perfectioneren van de vragen en in het toegankelijk maken van de enquête. Dat is belangrijk; we moeten de vragen zo formuleren dat ze de juiste antwoorden opleveren. En we willen de vragen zo formuleren dat ze voor iedereen begrijpelijk zijn, zodat vrouwen uit alle groepen van de samenleving de enquête kunnen invullen. We willen dat de afspiegeling van deze groep in onze resultaten zo breed mogelijk is.
Er wordt daarom flink vergaderd over exacte formuleringen, we testen de vragen regelmatig op collega’s en we kijken of de vragen begrijpelijk zijn voor iedereen. Bovendien wordt de enquête vertaald in het Turks, Arabisch, Engels, Pools en Fries. Ook letten we op het taalgebruik; is het niet alleen leesbaar voor hoogopgeleiden? We leggen daarom onze vragen langs de B1-meetlat.
Spelden zetten
Als enquêtetool zoeken we naar een schaap met vijf poten. We willen in de eerste plaats een tool die hoog scoort op privacy. We vragen vrouwen tenslotte naar hele persoonlijke zaken, en we willen emailadressen verzamelen om updates en vervolgvragen naar de deelnemers te kunnen sturen. De data moet dus veilig zijn. Ook willen we een tool die bruikbare dataformaten uitspuugt aan de achterkant. En we willen een enquêtetool die de mogelijkheid biedt om een speld op een kaart te zetten. We komen uit bij ArcGIS, een online enquêteprogramma met een geografische basis.
In dit programma vult elke deelnemer eenmalig die algemene vragen in en kan daarna op meerdere locaties een speld zetten. Je wordt dus eerst door een set vragen geleid over je leeftijd en gender en of je concertzalen, stations en parken als onveilig ervaart. Daarna kom je in deel twee van de enquête. Daar kun je zo vaak als je wilt een locatie op de kaart zetten. Dit resulteert in twee datasets: eentje met algemene antwoorden, zoals over parken en concertzalen, en eentje met specifieke plekken. Vanzelfsprekend is de tweede dataset dus iets groter, omdat iedereen tenminste één plek invult, maar sommige mensen meer.
Geografische bewerkingen
Als we na een paar weken genoeg data hebben verzameld, kijken we wat erin zit. ArcGIS geeft ons een flinke voorsprong door het deel van de algemene plekken al te analyseren. We kunnen zien welke plekken door vrouwen in het algemeen het meest als onveilig worden ervaren, en of vrouwen die plekken ook daadwerkelijk vermijden.
Daarnaast hebben we de dataset met specifieke plekken, die daadwerkelijke coördinaten bevat die je op een kaart kunt plotten. Maar ook hier willen we wat in kunnen filteren, bijvoorbeeld om te kunnen zien in welke gemeenten een speld is gezet. Met de meest recente wijk- en buurtkaart van het CBS is dat mogelijk. In QGIS koppelen we de GPS-coördinaten aan de juiste Nederlandse gemeente.
Wat ons opvalt is dat veel vrouwen zich onveilig voelen op stations. De vervolgvraag is dan: hoeveel spelden zijn er op of rond stations gezet? Helaas heeft het CBS, of een andere club, daar geen geografisch databestand (zoals een shapefile) van, dus we gaan te rade bij de Geodienst van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij maken speciaal voor ons een shapefile van alle treinrails in Nederland, met daaromheen een buffer. Hiermee kunnen we dezelfde methode toepassen als met de gemeenten en houden we een dataset over met alleen de spelden uit de spoorzones. Hieruit volgt een groep vrouwen met wie we verder kunnen praten over dit onderwerp, bijvoorbeeld voor een uitzending.
Groot team
Aan dit onderzoek werken we met een groot team. Verschillende deelredacties binnen Pointer zijn betrokken, we werken samen met het Algemeen Dagblad en er bestaat veel interesse van externe partijen, zoals studenten die onze data willen gebruiken voor hun eigen onderzoek. Dat vereist schone, uniforme en actuele data. We doen regelmatig bewerkingen met de programmeertaal R op de data om te zorgen dat die bijvoorbeeld de laatste informatie bevat over welke respondenten al door een collega benaderd zijn. Zo zitten we elkaar niet in de weg, en kunnen we optimaal gebruik maken van de laatste informatie.
In die bruikbare data koppelen we algemene gegevens aan de data over de spelden op de kaart. Zo kan een journalist die niet data minded is makkelijk zien wat een respondent die een speld plaatste bij een station antwoordde bij de algemene vragen over stations.
De komende tijd gaan we door met dit onderzoek. Bij het schrijven van dit artikel staat de enquête nog open. We blijven dus data verzamelen, en de verhalen van alle duizenden deelnemende vrouwen optekenen.
Bekijk hieronder de uitzending over onveilige plekken terug: