Twee jaar geleden lanceerde het toenmalige kabinet het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Met als doel: geen dak- en thuisloze mensen meer in Nederland in 2030. Maar dat doel lijkt steeds verder uit zicht te raken, blijkt uit onderzoek van Pointer naar dak- en thuisloosheid onder jongeren.
Pointer sprak met zeven dak- en thuisloze jongeren en zo’n twintig experts en deed een enquête onder 105 gemeenten. Daaruit rees vooral het beeld van jongeren die verdwalen in een wirwar van hulpinstanties, die ze niet kunnen helpen aan wat ze het meeste nodig hebben: een woning.
Te veel vrijheid gemeenten
Eerst een huis, dan de rest van het leven op orde. Dat was het idee achter het Actieplan, waarvoor 65 miljoen euro extra werd uitgetrokken. Een heuse paradigmashift zou moeten plaatsvinden. In plaats van eindeloze zorgtrajecten en tijdelijke opvang, zouden dak- en thuisloze personen een woning moeten krijgen om van daaruit verder hun leven verder op te kunnen bouwen. Voor jongeren is in het plan speciale aandacht, omdat ‘iedereen een eerlijke start van een volwassen leven verdient’.
Maar het plan wordt niet zo makkelijk werkelijkheid als het op papier staat, ziet dakloosheidsonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam Nienke Boesveldt. Zij was betrokken bij de totstandkoming van het plan, maar ziet het niet van de grond komen. “Ik denk dat er onvoldoende bindende afspraken zijn gemaakt met gemeenten, die dit plan moeten uitvoeren”, zegt ze. Volgens haar leggen gemeenten de nadruk nog te vaak op het creëren van tijdelijke huisvesting, terwijl we uit onderzoek weten dat het veel effectiever is om voor permanente huisvesting te zorgen. “In 80 procent van de gevallen blijven mensen dan duurzaam gehuisvest”, zegt Boesveldt. Terwijl de kans om na tijdelijke huisvesting opnieuw dakloos te worden volgens de onderzoeker groot is.
Obstakels in de uitvoering
Uit de enquête van Pointer onder gemeenten blijkt dat de meeste het in principe eens zijn met de gedachte achter het Actieplan, maar ziet bijna de helft obstakels zien in de uitvoering ervan. Van de 105 gemeenten die onze rondvraag invulden, zijn sommige centrumgemeenten en dus ook verantwoordelijkheid voor het dak- en thuislozenbeleid van nabijgelegen gemeenten.
Alle gemeenten noemen het tekort aan (betaalbare) woningen als obstakel bij de uitvoering. Acht gemeenten beschrijven specifiek dat ze het door-ontwikkelen van tijdelijke opvang noodzakelijk vinden. Verder wordt het gebrek aan draagvlak bij omwonenden en woningcorporaties om dakloze personen op te nemen door 34 gemeenten als belemmering genoemd en zeggen 29 gemeenten dat er ook veel andere groepen zijn die woningen nodig hebben en concurreren met dak- en thuisloze mensen.
Gebrekkige samenwerking
Volgens Boesveldt is niet het woningtekort, maar vooral de gebrekkige samenwerking tussen betrokken partijen een obstakel in het realiseren van permanente huisvesting. “Het aantal dakloze mensen waar we het over hebben, gaat in grotere gemeenten misschien om honderden mensen”, zegt ze. “Dat staat niet in verhouding tot de wooncrisis waarin we zitten. Daarnaast zien we in ons onderzoek dat gemeenten wel afspraken maken met woningcorporaties die woningen beschikbaar willen stellen, maar dat die woningcorporaties vervolgens de zorgpartijen die dak- en thuislozen in beeld hebben nog niet goed weten te vinden. En dat de zorgpartijen niet op de hoogte zijn van het aanbod van woningcorporaties en niet weten te reageren op het moment dat er woningen beschikbaar komen.”
Jongeren de dupe
Jongeren zijn er onder andere de dupe van dat het Actieplan niet van de grond komt. Onlangs bleek uit een telling in 55 gemeenten dat jongeren daar ongeveer een vijfde van alle daklozen zijn. Als daar ook kinderen onder de 18 bijgeteld worden, maakt de groep 40 procent uit van alle dak- en thuislozen.
Een heikel punt bij dakloze jongeren is volgens Margot Ende- van Den Broek, directeur van Stichting het Vergeten Kind, dat veel jongeren die uit de jeugdzorg komen en 18 jaar worden, geen goed vervolgtraject krijgen en op straat belanden. Dit beeld herkennen 22 van de 105 ondervraagde gemeenten. Gemeenten geven bovendien aan dat er een tekort is aan woningen die specifiek voor jongeren geschikt zijn. Dat het inkomen, de huurtoeslag en de uitkering van jongeren lager is dan voor volwassenen, helpt daarbij volgens hen niet mee.
Boesveldt vindt het kwalijk dat jongeren al zo vroeg in aanraking komen met een dakloos bestaan. Ze worden vaak gezien door verschillende hulpinstanties, maar missen iemand die ze bij de hand neemt, waaronder bij het vinden van een huis. “Wij interviewen ex-dak- en thuislozen die inmiddels volwassen zijn”, zegt ze. Die volwassenen vertellen vaak dat hun dakloze periode begon met een onvoorbereid vertrek uit jeugdzorg of uit hun gezin. “En die eerste periode is vaak erg schadelijk. Die maakt kwetsbaar om weer opnieuw dakloos te worden in het latere leven.”
Reactie ministerie
Dat het doel van nul daklozen (waaronder jongeren) in 2030 ambitieus is, lijkt inmiddels ook het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als kartrekker van het actieplan in te zien. In een reactie laat het ministerie weten volgend jaar met een review van het plan te komen.
Ook werkt het ministerie voor het einde van dit jaar aan maatregelen om jongerendakloosheid tegen te gaan. Daarbij wordt het voor alle gemeenten verplicht om jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling voorrang te geven bij huisvesting.
Bekijk hieronder de uitzending over dakloosheid onder jongeren terug: