“In het begin vond ik het heel spannend dat bewoners ‘zomaar’ de deur uit liepen. Wat als een van onze bewoners zou verdwalen, of onder een auto zou komen? Maar inmiddels vind ik dat als je alle risico’s voor mensen met dementie uitsluit, je óók een levensgroot risico neemt. Namelijk: dat je hun kans op levensvreugde veel kleiner maakt.” Aan het woord is Arjen Koenen, eigenaar van de zorginstelling De Herbergier in Arnhem. In De Herbergier hanteren ze een ‘opendeurenbeleid’.
Bewoners met dementie hebben in De Herbergier alle vrijheid om naar buiten te gaan voor bijvoorbeeld een kopje koffie buiten de deur of een wandeling. En dat vereist een hele andere manier van omgaan met mensen met dementie. Voor zorgverleners, maar ook voor de buurtbewoners. Zestien jaar bestaat De Herbergier in Arnhem nu, en sinds 2013 is Arjen Koenen met zijn vrouw Nina de eigenaar van deze kleinschalige zorginstelling voor mensen met dementie. Waar in verpleeghuizen de ‘gesloten deur’ nog steeds de norm is, doen ze dat bij De Herbergier anders.
Elke deur is overdag open en kan ‘s nachts met een draaiknop van het slot af. “Alleen al het feit dat de deur bij ons open kán, geeft mensen met dementie heel veel rust. Ik kom regelmatig in verpleeghuizen waar de deur met een codeslot dicht zit. Dan zie ik mensen die naast zo’n deur zitten met een blik: ik wil er zo graag uit maar dat kan niet. Zo schrijnend vind ik dat. Onze filosofie is: je hebt te maken met een ziekte die beperkingen oplevert, maar dat betekent nog niet dat je iemand alles moet afnemen. En zeker niet zijn of haar vrijheid.”
Nieuwe wet
Sinds de Wet zorg en dwang van kracht is gegaan in 2020, mag er in de dementiezorg zo min mogelijk ‘onvrijwillige zorg’ gegeven worden. Dat houdt dus ook in dat mensen met dementie die geen gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving, niet zomaar opgesloten mogen worden. En dus kiezen steeds meer verpleeghuizen ervoor om de deuren te openen. Maar opvallend genoeg is in het merendeel van de verpleeghuizen de deur nog steeds dicht.
Koenen is ervan overtuigd dat als je mensen die dementie hebben, zélf nog beslissingen laat nemen - in dit geval of ze de deur uitgaan of niet - dat dat remmend werkt op het verloop van de ziekte. Bovendien ziet hij dat als mensen naar buiten kunnen gaan en kunnen bewegen op het moment dat zij daar behoefte aan hebben, ze veel minder onrustig zijn op het moment dat ze weer thuis zijn. De toegevoegde waarde van een ‘open deur’ voor de levenskwaliteit van mensen met dementie is dus niet te onderschatten, volgens Koenen.
Maar hoe zit het met de risico’s? Het moet toch ook wel eens flink misgaan als je mensen met dementie alle vrijheid van de wereld geeft? Koenen: “Het gebeurt inderdaad wel eens dat een bewoner op straat valt, maar verder hebben we eigenlijk – en dat klop ik wel even af – weinig incidenten. Wel zijn we regelmatig een bewoner wat langer ‘kwijt’ en moeten diegene dan gaan zoeken. Het scheelt dat veel mensen een vast rondje hebben, dus negen van de tien keer hebben we iemand dan snel gevonden.” De families van de bewoners kunnen over het algemeen goed met risico’s als vallen en verdwalen omgaan, ziet Koenen. “Ze hebben bewust gekozen voor onze zorginstelling, juist vanwege die open deuren. En nemen liever wat meer risico dan dat hun vader of moeder verpietert achter een gesloten deur.”
Politie aan de deur
Koenen merkt wel dat sommige buurtbewoners – De Herbergier staat in het Arnhemse Spijkerkwartier - moeite hebben met het omgaan met mensen met dementie. “Dan merk je toch dat, met de beste bedoelingen overigens, snel de politie gebeld wordt als er vreemd of verward gedrag wordt opgemerkt. Dat kan soms wel vervelend uitpakken. Want als de politie maar moet blijven uitrukken omdat er weer wordt gebeld over een bewoner van ons, zijn ze daar niet heel blij mee en dat laten ze ons dan ook weten. Maar dat iemand er een beetje ‘verloren’ bijloopt, wil wat mij betreft niet zeggen dat we diegene achter slot en grendel moeten houden.”
In de maling nemen
Koenen vindt dat we in de setting van het gesloten verpleeghuis mensen met dementie veel teveel in de maling nemen. “Dan mogen bewoners geen stap buiten zetten, maar wordt er wel een treincoupé of bushokje neergezet om het ‘echte leven’ na te bootsen. Het is toch veel prachtiger om in een echte trein te zitten? Ik vind dat we mensen met dementie op dat vlak veel te veel ontnemen. En onszelf ook, trouwens. We ontnemen de maatschappij zo een kans om beter te leren omgaan met mensen met dementie.”
Overigens begrijpt Koenen wel dat gezien de bezettingsgraad in een gemiddeld verpleeghuis – een tot maximaal twee zorgverleners op een groep van acht mensen met dementie – het heel lastig is om een opendeurenbeleid in de praktijk te brengen. “Erop uitgaan om iemand te zoeken kan dan gewoon helemaal niet. Wij zijn een particulier verpleeghuis waar maar zeventien mensen wonen, en er werken altijd vier zorgverleners op de groep. Dan heb je die mogelijkheid gelukkig wel."
In De Herbergier zijn, in tegenstelling tot in een regulier verpleeghuis, de kosten voor wonen en zorg gescheiden. Voor het ‘wonen’ betalen bewoners van deze particuliere zorginstelling een bedrag tussen de 1650 en 2600 euro per maand. “Voor mensen met alleen een AOW’tje is dat niet haalbaar. Dat betekent dat zij veel eerder in een regulier verpleeghuis, waar de deur nog veel vaker gesloten is, terecht zullen komen.”
Romantische ontsnapping
Aan het einde van ons gesprek moet Koenen nog even lachen als hij terugdenkt aan die ene keer dat een vrouwelijke bewoner, die in De Herbergier ‘verkering’ kreeg met een mannelijke bewoner, er samen met hem op uit was gegaan haar geboortedorp. Een kilometer of 10 verderop. “Hoe ze er gekomen waren, weten we nog steeds niet. Maar het is toch prachtig als je op je oude dag nog zo’n avontuur mee kunt maken?”