Terwijl het gebruik van opioïde pijnstillers landelijk maar niet wil dalen, zijn in de regio Arnhem juist grote stappen gemaakt. Daar daalde het totaal aantal eerste uitgiften van het meest voorgeschreven opioïd Oxycodon in 3 jaar tijd met bijna 40 procent en het aantal eerste uitgiften van kortwerkend oxycodon zelfs met ruim 70 procent. Huisarts Janneke Pelser is onderdeel van het ‘Transmuraal team tegen oxycodongebruik’ dat die daling aanjoeg en geeft een inkijkje in de Arnhemse succesformule.
1. Janneke, tot een aantal jaar geleden schreef je zelf nog veel verslavende opioïden voor. Met name oxycodon. Wat was de reden daarvoor?
“Ik had eigenlijk altijd geleerd dat oxycodon een goed middel was. En de mensen waar ik dat van leerde, die hadden dat weer van de farmaceutische industrie geleerd. Dat het niet de morfine van vroeger was waar je dood aan ging, maar iets nieuws dat heel goed werkt en niet verslavend is. Nou ja, dan neem je dat over. Dus het zat in de pen. Als er iemand voor je zit met veel pijn, dan wil je diegene helpen, dus je schrijft een middel voor waarvan je denkt dat het goed en snel werkt. Eigenlijk is er alleen een indicatie om oxycodon voor te schrijven voor of vlak na een operatie, of bij kanker of in de laatste levensfase. Maar ik schreef het ook heel vaak voor bij mensen met rugpijn of veel pijn in de knie of waar dan ook.”
2. Hoe kwam je tot het inzicht dat er iets moest veranderen?
“Later werd duidelijk dat oxycodon een ontzettend verslavend middel is. Na 30 dagen gebruik kan je al er al afhankelijk van raken. Dan heb je steeds meer nodig om effect te voelen en dat kan echt hele nare gevolgen hebben. In Amerika sterven honderdduizenden mensen per jaar aan een overdosis, omdat ze op een gegeven moment zoveel nemen dat hun ademhaling stopt. In 2018 waren er allerlei krantenartikelen over die opioïde-epidemie in Amerika. Met koppen als ‘De dokter als dealer’. Toen dacht ik: dat is mijn werk niet. Ik wil mensen helpen en niet de ellende in helpen.”
“Daarbij kwam dat we een scholingsbijeenkomst met apothekers en huisartsen hadden, waarvan het thema opioïden was. We nodigden een verslavingsarts uit en tijdens die scholing sprak ik met hem en een apotheker. We concludeerden dat we hier iets mee moesten. Toen hebben we later bij een bijeenkomst gehad waar ook een anesthesioloog-pijnspecialist van het regionale ziekenhuis bij was. En toen was eigenlijk ons groepje van vier geboren. We zijn bij elkaar gaan zitten en gaan kijken waar de winst te behalen viel en hoe we het oxycodongebruik konden terugdringen.”
3. Dat is jullie blijkbaar gelukt, want het oxycodongebruik in de regio is in 3 jaar tijd met bijna 40 procent afgenomen. Wat is jullie geheim?
“Ik denk dat het kernwoord eenvoud is. Voor pijn in de laatste levensfase en kankerpijn blijven we het gewoon voorschrijven. Het is belangrijk dat mensen met die pijn goede snelwerkende medicatie hebben en dan is verslaving van ondergeschikt belang. Maar voor pijn na een operatie hebben we afgesproken dat we in principe maar voor één week oxycodon voorschrijven. Als het langer nodig is, geeft de voorschrijver aan waarom en evalueert die na die week met de patiënt. Als een apotheker ziet dat iemand een recept voor meer dan een week heeft gekregen, maar er is niet aangegeven waarom, belt die apotheker de voorschrijver en bespreekt het.” En ik heb een lijst met chronische gebruikers, die ik eens in de zoveel tijd langsga. Ik heb met alle patiënten op die lijst al een keer een gesprek gehad over hoe het gaat en of ze kunnen minderen.”
“Ons voordeel is dat wij ons niet aan allerlei regeltjes hoefden te houden. Als dit soort dingen landelijk geregeld worden, heb je daar wel vaak mee te maken. Maar wij gingen gewoon actie ondernemen en het werkte.”
4. Klinkt inderdaad eenvoudig. Toch zien we dat het gebruik van opioïden landelijk niet afneemt, en volgens recente berichten zelfs weer toeneemt. Waarom gaan niet meer regio’s aan de slag met de Arnhemse methode?
“Dat vraag ik me ook af. Ik denk het heel veel oplevert als alle regio-organisaties dit format volgen. Ik heb ook al wel overleg met een aantal regio-organisaties en ik weet bijvoorbeeld dat ze in Twente ook wel hier mee bezig zijn. Maar je hebt ook vooral een aantal enthousiastelingen in de regio nodig die het willen gaan doen.”
5. Wat kunnen we doen om te zorgen dat die enthousiastelingen opstaan?
“Ik denk dat de overheid daarin kan faciliteren. Het is al zo druk en er zijn al zo veel prioriteiten, dat veel collega’s denk ik niet nog iets erbij willen. Maar dit kost even tijd maar levert uiteindelijk ook gezondheidswinst en dus tijd op. Als patiënten zich gezonder voelen, komen ze ook minder vaak langs. Dus misschien dat het ministerie van Volksgezondheid, Werkgelegenheid en Sport een aantal projecten, waaronder dit, in elke regio verplicht moet stellen. Eventueel met ondersteuning van een zorgverzekering. Maar dan niet door allerlei regels op te leggen, maar gewoon door te zeggen wat het doel is en wat de randvoorwaarden zijn. En dat de regio’s daarmee hun ding kunnen doen binnen een bepaalde speelruimte.”