Pointer pop-up redactie Tilburg van start: van dozen tot dakloosheid
Arbeidsmigratie en dakloosheid: met deze twee onderwerpen trapte de Pointer pop-up redactie in Tilburg afgelopen week af. Tijdens de meet-up in de LocHal verzamelden zich meer dan 90 bezoekers, om te praten over de misstanden waar zij in Tilburg en omgeving tegenaan lopen.
Al voordat het officiële programma van start ging, lieten sommigen bewoners uit Tilburg hun standpunt weten. ‘Geen dozen in Wijkevoort’ valt te lezen op een protestbord van een man die op een van de voorste rijen zit. Andere bezoekers houden een lokale krant omhoog of zitten klaar met pen en papier om driftig aantekening te maken. De Tilburgers zijn duidelijk betrokken.
Batadorp en Philipsfabriek
Jan Cremers, arbeidssocioloog en onderzoeker aan de Universiteit Tilburg, opent de avond met een korte lezing over een onderwerp dat in de regio veel losmaakt: arbeidsmigratie. De hamvraag: wie is er verantwoordelijk voor hun huisvesting, hun leefomstandigheden en eventuele overlast waar omwonenden voor vrezen?
Cremers laat een oude zwart-witfoto zien, met daarop een fabriek. “Vroeger rekruteerden we ook al mensen in het buitenland om in Nederlandse fabrieken te werken en soms kwamen mensen op eigen gelegenheid hier op zoek naar werk. Maar in die tijd voelden werkgevers zich ook voor hen verantwoordelijk. Ze vonden het belangrijk dat mensen ergens konden wonen en een binding voelden met een onderneming.”
Werkgevers voelden zich vroeger verantwoordelijk voor de leefomstandigheden van hun werknemers.
In Noord-Brabant waren het Batadorp rondom de Tsjecho-Slowaakse schoenenfabriek Bata en de wijk rondom de Nederlandse Philipsfabriek hier voorbeelden van, vertelt hij. Hoewel het ook bij deze bedrijven niet altijd rozengeur en maneschijn was: “Mensen waren immers voor zowel hun inkomen als hun woning afhankelijk van hun Bata of Philips. Maar werkgevers voelden zich wel verantwoordelijk voor de leefomstandigheden van hun werknemers.”
Moeilijk te vervullen banen
Inmiddels is deze verhouding tussen werkgever en werknemer flink veranderd. Cremers doet sinds 2015 veel onderzoek naar de positie van arbeidsmigranten in Nederland. Daaruit blijkt onder andere dat de overgrote meerderheid een flexcontract heeft. Ook als ze hier al 4 of 5 jaar werken. Werknemers verrichten ook vaak werk onder hun niveau, en er wordt nauwelijks in hun carrière geïnvesteerd. Terwijl een deel hier wel graag zou willen blijven om een leven op te bouwen. “De banen die deze arbeidsmigranten vervullen, bijvoorbeeld in vleesverwerkingsfabrieken of distributiecentra, verdringen geen andere arbeidsplaatsen. Het gaat om banen die anders moeilijk te vervullen zijn en waar we handen voor zoeken.”
Uit zijn onderzoek blijkt ook dat deze constructie voornamelijk voordelig is voor werkgevers. “De meeste mensen zijn gemotiveerd, bereid om lange dagen te maken en zwaar werk te doen. De arbeidskrapte speelt op en veel Nederlandse werknemers zijn niet bereid om dit werk tegen deze arbeidsvoorwaarden te doen.” De meeste arbeidsmigranten komen Nederland dan ook via een uitzendbureau binnen. “Slechts een klein deel komt hier werken op eigen initiatief, terwijl het beeld vaak is dat mensen zelf hun koffer pakken.”
‘Ontken niet wat er aan de hand is’
Volgens Cremers moet er vooral niet naar arbeidsmigratie worden gekeken als iets tijdelijks: “8 tot 10 procent van de Brabantse beroepsbevolking bestaat uit arbeidsmigranten. We hebben het dus over een structurele aanwezigheid. Er is daarom geen reden om mensen tijdelijke banen aan te bieden. Door dat wel te doen, ontken je in feite wat er aan de hand is.” Hij ziet drie oplossingen: structureel beleid, vooraf nagaan wie waar komt te werken en waar deze mensen moeten wonen en meer verantwoordelijkheid bij bedrijven leggen.
“Alleen pakt niemand nu die voortrekkersrol. ‘Wij zijn niet de werkgever’ zeggen ze dan. Juridisch klopt dat, want officieel zijn de uitzendbureaus de werkgevers, maar die mensen werken wel voor jou. Ik kom lastig aan tafel bij deze werkgevers, ze gaan het gesprek niet aan.” Ook Pointer was tijdens de meet up graag in gesprek gegaan met een aantal werkgevers, vertelt KRO-NCRV-presentator Niels Heithuis, maar helaas zijn zij niet op onze uitnodiging ingegaan.
Slechte woon- en werkomstandigheden
Een aantal politici, vakbonden en belangenorganisaties buigt zich samen over dit vraagstuk. Barbara Smietena van stichting Barka, vertelt dat veel arbeidsmigranten door uitzendbureaus eigenlijk “te simpel en te snel” worden gerekruteerd. “Het minimumloon is vaak voldoende om ze te overtuigen, maar lang niet iedereen krijgt dat bij aankomst ook daadwerkelijk betaalt.” Bovendien lijken er soms addertjes onder het gras te zitten. “Mensen denken dat ze 5 dagen per week kunnen werken, maar kunnen in de praktijk 2 of 3 dagen aan de slag. Wat ze verdienen, moeten ze bijna gelijk teruggeven in de vorm van huur, zorgverzekering, etc.”
Petra Bolster van FNV herkent deze verhalen. “Mensen moeten soms plots 50 euro per week voor een bed afrekenen, terwijl ze 100 euro verdienen. Of dan blijkt de busreis waarmee ze naar Nederland zijn gekomen toch niet gratis. Zo beginnen sommigen al in de schulden voordat ze starten met werken.” Een belangrijk rapport dat door meerdere panelleden wordt aangehaald, is dat van commissie Roemer uit 2020. Zij deden eerder de aanbeveling om werk en huisvesting gescheiden te houden, waardoor de positie van arbeidsmigranten verbetert en zij niet alleen van hun werkgever afhankelijk zijn.
Maar in de praktijk wordt deze richtlijn nog lang niet altijd gevolgd. Zo wordt in Riel, een dorp naast Tilburg, binnenkort een hotel voor 366 arbeidsmigranten geopend, waar ze maximaal 6 maanden kunnen wonen. In de regio is hierover veel discussie; omwonenden zijn bang voor overlast. “Wij zouden liever ook afscheid nemen van dit soort plekken voor een kort verblijf, zodat er echt integratie plaatsvindt,” zegt Sofie Schampers van D66. “Maar dat lukt nog niet. Bovendien is dit plan er ook om huidige arbeidsmigranten een woning te geven, niet per se voor nieuwe werknemers.”
De gemeente Tilburg belooft samen met Riel op te trekken in de handhaving, mocht dat nodig blijken.
Jonge dak- en thuislozen
De problemen waar arbeidsmigranten tegenaan lopen, komen voor een deel overeen met die van dak- of thuisloze mensen in de regio. “Als arbeidsmigranten op straat komen te staan, en ze hebben minder dan 5 jaar in Nederland gewerkt, dan hebben ze geen recht op sociale voorzieningen. Ze komen dus niet zomaar in aanmerking voor opvang,” zegt Smietena.
Willem van Sermondt, van het Kansfonds, is al een langere tijd bezig om in beeld te brengen hoeveel mensen in Nederland dak- of thuisloos zijn. “Het CBS maakt jaarlijks wel een schatting, maar eigenlijk weten we het niet zo goed. Het begint al met wat je onder dakloosheid verstaat. Wij spreken hiervan als mensen een gebrek aan volwaardige huisvesting hebben. Iemand kan dan op straat leven, in een opvang van het leger des heils, maar ook op de bank bij vrienden of in een vakantiehuis of caravan bivakkeren. Vooral die laatsten zijn een onzichtbare groep.”
Daarom zijn onderzoekers een officiële telling gestart. Daaruit blijkt dat veel jongeren dak- en thuisloos zijn: 20% is jonger dan 18 jaar en 40% is jonger dan 28 jaar. “Ook laat onze telling meer vrouwen zien dan we in eerste instantie hadden verwacht. Het is dus een diverse groep,” zegt Sermondt. Begin oktober verwacht het Kansfonds de actuele cijfers voor Tilburg en omgeving naar buiten te kunnen brengen.
Nodige zorg
Thuisloosheid brengt ook problemen met zich mee als mensen zorg nodig hebben, ziet GGD-verpleegkundige Lex Lemmens. “Als ik bijvoorbeeld wondzorg verleen, dan kan ik niet zeggen: ‘hou het thuis goed schoon’ of ‘ik kom morgen nog wel even bij je langs’. Mensen hebben geen adres of een telefoonnummer om een vervolgafspraak mee te maken. Maar je wordt er inventief van, soms spreek ik een week later af op dezelfde locatie.” Lemmens herkent het beeld dat een grote groep jonge mensen betreft: “Vaak zijn het mensen die uit de jeugdzorg komen, een jaar mogen proberen op hun eigen benen staan en vervolgens in een opvang of op straat terechtkomen. Bovendien kom ik veel verslavingsproblematiek tegen. Als mensen na een opname in een kliniek geen woonruimte hebben, dan vallen ze snel weer terug in een oud patroon.”
De oplossing ligt volgens panelleden bij een woonplek. Het Kansfonds hoopt met de telling concreet te maken hoeveel huisvesting er in Tilburg en omgeving nodig is. Melanie Schmit van Housing First heeft nog wel een idee: “In Den haag is met een campagne bekeken hoeveel leegstaande panden er in de stad waren. Dat bleken er 20.000 te zijn. Als wij de leegstandmonitor van Tilburg eens onder de loep nemen, dan hebben we dakloosheid binnenkort misschien wel opgelost.”