Rechters leggen jonge daders bij hun veroordeling vaak specialistische jeugdhulp op, alleen krijgen ze die hulp in meer dan de helft van de gevallen niet. Gemeenten voeren ieder hun eigen inkoopbeleid, waardoor per gemeente verschilt of een jongere wel of niet behandeling krijgt. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) wil deze rechtsongelijkheid opheffen, en pleit er in de uitzending van Pointer voor om forensische jeugdhulp weer landelijk in te kopen.
De hulp en zorg die jongeren wordt opgelegd, is bedoeld om recidive te voorkomen. Het uitblijven daarvan heeft ernstige gevolgen voor de samenleving. Zo zit 70 procent van de jonge daders binnen 4 jaar weer achter de tralies.
De Raad valt onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid en spreekt zich niet vaak uit. Toch maakt directeur Mirjam Zeevaart nu een uitzondering. "Het belangrijkste doel van het jeugdstrafrecht is dat jeugdigen de kans krijgen hun leven te beteren. Dat doel wordt nu vaak niet behaald."
De RvdK adviseert de kinderrechter op basis van deskundig onderzoek over de straf en hulp waartoe een jongere veroordeeld moet worden. Het doel van de Raad is om ervoor te zorgen dat het kind in kwestie zich positief ontwikkelt en niet meer terugkeert naar de criminaliteit. Hiervoor kijkt de Raad niet alleen naar het delict, maar onderzoekt ook de levensomstandigheden en eigenschappen van het kind. "Wij zien veel kwetsbare jongeren met heel veel problemen, zoals een instabiele gezinssituatie, armoede, een lager IQ en psychische klachten. Behalve straf hebben zij ook echt hulp nodig om uit de criminaliteit te komen."
De kinderrechter neemt in verreweg de meeste gevallen het advies van de RvdK over, waarmee de Raad een cruciale rol speelt in het jeugdstrafrecht. Volgens Zeevaart wordt de opgelegde hulp vervolgens echter vaker niet dan wel uitgevoerd.
Grote verschillen tussen gemeenten
De inkoop van de jeugdhulp en -zorg ligt sinds de decentralisatie in 2015 bij de gemeenten. Zij voeren elk hun eigen inkoopbeleid. Op het moment dat de kinderrechter specialistische hulp oplegt, moet een gemeente die hulp bieden. Als deze nog niet is ingekocht, wordt dat alsnog gedaan. Maar dan belanden jongeren vaak op een wachtlijst. Zeevaart: "Soms moeten ze zelfs twee jaar wachten. Het recidiverisico is vlak na het delict het grootst, we zien jongeren dan ook geregeld terug voordat ze hulp hebben gekregen."
Er zijn ook gemeenten die de specialistische hulp helemaal niet inkopen. "Dat is soms begrijpelijk, als deze vorm van hulp er zelden nodig is en de kennis in de gemeente ontbreekt, of als het budget klein is. Maar de consequentie is dan wel dat jongeren vaak een lichtere vorm van hulp krijgen. Daarmee wordt de onderliggende problematiek niet bij de kern aangepakt." Gemeenten worden vooralsnog niet berispt als ze opgelegde hulp weigeren aan te bieden.
Daar komt nog eens bij dat twee jongeren die veroordeeld zijn tot dezelfde straf en hulp totaal anders behandeld worden, simpelweg doordat ze in een andere gemeente wonen. De RvdK vindt dat deze rechtsongelijkheid moet worden aangepakt en pleit voor een landelijke aanpak. "Als je deze forensische jeugdhulp weer centraal inkoopt, krijgen jongeren passende hulp, ongeacht hun woonplaats. Zo helpen we deze jongeren weer op het rechte pad te komen. Daar wordt de hele samenleving beter van."
Jeugdreclassering wil landelijke afspraken
Ook de Jeugdreclassering, die valt onder de Jeugdbescherming, herkent de problemen en uit kritiek op de huidige rechtsongelijkheid. Bestuurslid Arina Kruithof: "Gemeenten hebben de plicht om te bieden wat de rechter heeft opgelegd. Dat gebeurt nu lang niet altijd. Er zijn gemeenten die het goed doen, maar we moeten dit in Nederland goed geregeld hebben voor álle jongeren."
Pointer, zondag 21 mei om 22:10 bij KRO-NCRV op NPO 2.