EU-lijsttrekker Sander Smit van de BBB claimt dat het klimaatpakket van de Europese Unie, de Green Deal, jaarlijks 1556 miljard euro kost en dat dit tien keer meer is dan de schade die ermee voorkomen wordt. Dat laatste klopt niet, zo blijkt uit onderzoek in het kader van de Factcheck-marathon in aanloop naar de Europese verkiezingen.
Bron van de beweringen
Sander Smit deed de uitspraken tijdens een recent EU-lijsttrekkersdebat. Hij zegt: “Uit de impactanalyse van de Europese Commissie blijkt dat de doelstelling voor 2040 investeringen vergt van huishoudens, overheden en bedrijfsleven in de Europese Unie van 1556 miljard euro per jaar.” Hij voegt daar aan toe: “Nu hè, dat kan de komende tijd nog verder toenemen. Dat is onhoudbaar, onbetaalbaar, onuitvoerbaar.”
Later in het debat zegt hij nog: “Het is inderdaad ook al berekend door verschillende wetenschappers, onder andere Tol van de Universiteit van Sussex en de VU, [...]. dat de kosten van de Green Deal 10 keer hoger zijn dan de klimaatschade.”
Feiten
Het bedrag van 1556 miljard euro per jaar komt niet voor in het officiële Impact Assessment rapport van de Europese Commissie. We vinden dit bedrag wel in een Telegraaf-artikel waar Smit naar linkt in een tweet.
De auteur van dit artikel, Alexander Bakker, stuurde ons de tabel uit het conceptrapport waar hij die 1556 miljard in vond. In het definitieve rapport blijkt dit cijfer nog hoger te zijn, namelijk 1570 miljard euro per jaar. Smit lijkt te suggereren dat dit gaat over kosten die nu gemaakt moeten worden en nog op kunnen lopen, maar dit gaat pas over de periode vanaf 2031, wanneer de uitgaven het hoogst zijn.
Ook investeringen die terugverdiend worden
Het klopt dus dat, volgens de Europese Commissie, 1570 miljard aan jaarlijkse investeringen in energie en transport nodig zijn om de klimaatdoelen van 2040 te behalen, maar dat betekent niet dat dit éxtra kosten zijn van het klimaatbeleid. Waaruit bestaat dat bedrag?
De Europese Commissie verwacht dat het merendeel van deze investeringen door het bedrijfsleven gedaan wordt - omdat het lonende investeringen zijn. Om dat te bereiken moet nieuwe regelgeving groene investeringen stimuleren en fossiele investeringen ontmoedigen.
Dat betekent echter niet dat huishoudens en overheden buiten schot blijven. Een belangrijk deel van die uitstootreductie moet bijvoorbeeld gehaald worden uit het isoleren van woningen en de omschakeling naar elektrisch transport. En dat zal óf bij burgers zelf neerkomen, of bij overheden, en dus indirect bij de belastingbetaler.
Nu leveren investeringen meestal ook iets op. Door huizen te verduurzamen is er minder energie nodig en gaan de energielasten van huishoudens omlaag. Ook die investeringen kunnen zichzelf terugverdienen.
Netto transitiekosten 150 miljard euro per jaar
Maar ook dan blijft er een deel investeringen over dat niet terugverdiend wordt. Dat zijn de netto transitiekosten. Om een inschatting van die kosten te maken heeft klimaatonderzoeker Kaj-Ivar van der Wijst, die recent gepromoveerd is op kosten en baten van klimaatbeleid, voor Pointer gekeken naar wat er volgens de modellen van de IPCC aan jaarlijkse kosten in 2040 nodig is om de klimaatverandering onder 2 graden te houden. "We hebben daarbij alle data van het laatste IPCC-rapport gebruikt. Dan kom je op ongeveer 150 miljard aan jaarlijkse kosten die je niet terugverdient, en 200 miljard als je de opwarming onder 1,5 graad wil houden."
Kosten en baten
Om te weten of die investering de moeite waard is, moeten we inschatten welke klimaatschade ermee wordt voorkomen.
Als je die netto investeringen niet zou uitgeven, zou je extra kosten krijgen door de gevolgen van klimaatverandering zoals overstromingen, extreem weer en mislukte oogsten. "Uit alle betrouwbare rekenmodellen blijkt dat je al heel snel die uitgaven terugverdient door de schade die je ermee voorkomt", zegt Van der Wijst.
‘Verouderde modellen’
Toch zegt Sander Smit dat de kosten voor klimaatbeleid 10 keer hoger zijn dan de baten. Hoe kan dat?
Smit baseert zich op een artikel uit 2021 in een wetenschappelijk tijdschrift van hoogleraar economie Richard Tol (van de Vrije Universiteit). Het is geen wetenschappelijk artikel met kritische lezing door andere wetenschappers (peer review), maar hij is door het tijdschrift uitgenodigd om een onderbouwde opinie te geven over de Green Deal.
Tol bevestigt Pointer bij navraag de stelling van Smit: "Ik heb schattingen bekeken van de kosten van klimaatmaatregelen om het klimaatakkoord van Parijs te halen. Dan kom ik uit op gemiddeld 3% van het BBP. Daarna heb ik gekeken naar het scenario waarin we doorgaan zoals nu, en het scenario waarin de EU de genomen maatregelen uitvoert. Met al die maatregelen voorkom je een deel klimaatverandering, en dat betekent dat het BBP van de hele wereld 0,3% hoger uitkomt. Dat betekent dat je 10 x zoveel uitgeeft als wat het je oplevert."
Waar het misgaat is dat Tol de kosten voor klimaatschade tot 2050 inschat. De baten van dit klimaatbeleid, en de gemaakte kosten, ervaren we voornamelijk in de tweede helft van deze eeuw, omdat klimaatverandering dan pas tot grote schade kan leiden. Tol geeft desgevraagd toe dat die berekening niet zo logisch is, en dat hij door de redacteur van het tijdschrift gevraagd is om tot 2050 te rekenen. Normaal rekent hij langer door, soms tot 2300 aan toe. Niettemin is het volgens hem dan nog steeds duurder om een streng klimaatbeleid te voeren.
Van der Wijst vindt de studies van Richard Tol omstreden: "De berekening die Tol maakt klopt niet, omdat hij de gevolgen van klimaatverandering ernstig onderschat. Hij maakt gebruik van verouderde modellen. Klimaatschade is in de realiteit veel groter. Bovendien blijft klimaatschade kosten geven op de lange termijn. Rond 2050 zijn de schadekosten ongeveer even hoog als de kosten die we maken om klimaatverandering te beperken. Hoe verder je in de eeuw komt, hoe groter de baten zijn, de schade van klimaatverandering wordt steeds erger, dus de voordelen van het tegengaan van klimaatverandering worden steeds groter."
Tol doet de kritiek dat hij gebruik maakt van verouderde modellen af als ‘zwartmakerij.’ Volgens hem zijn veel studies die de kosten van klimaatverandering hoger inschatten dan hij van minder kwaliteit dan de studies waar hij zich op baseert. Bovendien, meent hij, zouden ook de kosten van beleid weleens vele malen hoger kunnen zijn dan de Europese Commissie inschat in het impact assessment.
Wetenschappelijke consensus: kosten wegen op tegen de baten
Economische klimaatschade wordt de laatste jaren in verschillende studies veel hoger ingeschat dan oudere economische inschattingen waar Sander Smit naar verwijst.
Ook hoogleraar en IPCC-auteur Detlef van Vuuren, teamleider en promotor van Van der Wijst, zegt dat de modellen van Tol verouderd zijn en dat hij de schade van klimaatverandering onderschat.
Bovendien is er wetenschappelijke consensus over dat de kosten van maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan ruimschoots opwegen tegen de kosten waarmee we moeten dealen zonder maatregelen. Dat blijkt uit het IPCC-rapport in 2022 (art. C12) waarin overeenstemming wordt bereikt onder klimaatwetenschappers over de hele wereld. “Volgens de meeste beoordeelde literatuur is het wereldwijde economische voordeel van het beperken van de opwarming tot 2°C groter dan de kosten van mitigatie.”
Oordeel
De kosten van de Green Deal die Smit noemt kloppen grofweg als je kijkt naar de totale benodigde investeringen, ze zijn zelfs nog iets hoger. Maar dat de kosten voor de Green Deal tien keer hoger zijn dan de klimaatschade die ermee voorkomen wordt, is in strijd met de wetenschappelijke consensus.
Reactie Smit
Smit is het niet eens met onze bevindingen. “Deze ‘fouten’ zijn door mij zo niet gemaakt in uitspraken, maar jullie eigen interpretatie van een debat.” (Hier en hier zijn de uitspraken van Smit nog terug te luisteren).
“Bij de kostenraming gaat het per jaar om 2040. Met het woord ‘nu’ inzake de 1500 miljard euro in debat bedoelde ik dus het huidige prijsniveau en huidige prijzen zonder inflatiecorrectie. Niet ‘vanaf nu’.”
Smit zegt ook dat het niet zeker is dat klimaatverandering voorkomen wordt door maatregelen, omdat je er niet op kan rekenen dat de rest van de wereld eenzelfde inspanning levert om klimaatverandering te voorkomen.