In ons onderzoek naar buitenspeelruimte voor kinderen krijgen we een tip van Mariska Thieme-Schrever, landschapsontwerper bij Bureau RIS. Mariska ontwerpt schoolpleinen. Ze komt in haar dagelijkse werk veel pleinen tegen die nog wel wat aandacht kunnen gebruiken. Wat zijn de grootste valkuilen bij het ontwerpen van een schoolplein? Mariska noemt er drie.
1. Je rijk rekenen met vierkante meters
Een oudere norm van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), die veel gemeenten opvolgen, schrijft voor dat gemeenten bij nieuwbouw of renovatie van scholen moeten uitgaan van 3 vierkante meter per kind en een minimum van 300 vierkante meter. Deze norm schrijft ook voor dat 600 vierkante meter genoeg is wanneer een school meer dan 200 leerlingen heeft.
Volgens Mariska is 600 vierkante meter veel te klein. “Dat is echt een postzegeltje”, zegt ze. “Daar kun je niet fatsoenlijk op spelen. Helemaal niet als je het ook nog wil inrichten met speeltoestellen, bomen en planten. Wanneer een plein maar 6 meter breed is of smaller, dan kunnen wij eigenlijk geen speeltoestellen plaatsen.” Er zijn namelijk veiligheidsnormen die aangeven hoeveel ruimte er om speeltoestellen heen moet zijn. “Maar we kunnen op die 6 meter ook geen bomen planten, want bomen hebben ruimte nodig om te kunnen groeien en je wil bomen niet te dicht tegen een gebouw planten.”
En volgens Mariska zijn er nog meer dingen die speelruimte afsnoepen van het schoolplein. “Wanneer er binnen les wordt gegeven en er spelen kinderen voor het raam, dan is dat erg storend. De zone aangrenzend aan lokalen wil je daarom eigenlijk ook minder actief betrekken bij het speelplein. En soms moet er dan ook nog een transformator op het terrein komen voor de elektriciteitsvoorziening van het gebouw, moeten er nog 300 fietsenstallingen bij, 3 bergingen, noem maar op.” Al met al blijven er volgens de landschapsarchitect op het schoolplein zelf nog maar weinig vierkante meters over voor de leerlingen.
Bovendien stoort het Mariska dat het schoolplein volgens de norm die veel gemeenten hanteren niet groter hoeft te zijn dan 600 vierkante meter. “Het schoolplein groeit dan niet mee met het aantal leerlingen dat op een school zit”, legt ze uit. “Het vervelende is dat mensen denken: we hebben 600 vierkante meter, dus we voldoen. Vinkje. Maar het is natuurlijk een ontzettend groot verschil of 200 kinderen op een plein van 600 vierkante meter spelen, of 1000 kinderen. Wanneer je te veel kinderen op een te klein oppervlak bij elkaar zet, is dat niet prettig. Dat zouden wij als volwassenen ook niet prettig vinden. Er ontstaan dan spanningen, irritaties. Een te klein of te vol plein voelt voor veel kinderen ook onveilig. Kinderen moeten voldoende ruimte hebben om zich vrij en veilig te kunnen bewegen.”
2. Een schoolplein slechts als schoolplein zien
Veel schoolpleinen zijn alleen voor de leerlingen toegankelijk en worden na schooltijd afgesloten. Zonde, vindt Mariska. “Er kan zoveel meer op schoolpleinen. Mensen denken bij een schoolplein vaak aan een paar tegels rondom een school, maar eigenlijk zijn het de pareltjes in de wijk. Het is waar mensen, jong en oud, elkaar kunnen ontmoeten, waar je zorg kunt dragen voor elkaar en voor de natuur. Onze maatschappij staat voor flink wat uitdagingen: denk aan eenzaamheid, overgewicht, hittestress, huidkanker en de afname van de biodiversiteit. Die kunnen we niet allemaal 1-2-3 oplossen, maar we kunnen wel ons steentje bijdragen wanneer we alle schoolpleinen slimmer inrichten.”
Mensen denken bij een schoolplein vaak aan een paar tegels rondom een school, maar eigenlijk zijn het de pareltjes in de wijk.
Mariska noemt als voorbeeld het schoolplein dat ze ontwierp van Brede School Tholen. Daarin zijn vier scholen gevestigd. Het speelterrein is 14.000 vierkante meter groot en biedt ruimte aan een grote variatie aan sport- en spelactiviteiten, er zijn hoogteverschillen, schaduwplekken, noem maar op. Na schooltijd wordt de buitenruimte gebruikt door een speeltuinvereniging en mensen met een beperking verzorgen het onderhoud. “Deze buitenruimte brengt zoveel voor de buurt daar. Het is een waardevolle, duurzame plek voor de hele samenleving.”
3. Een kortetermijnvisie hebben
Mariska ziet in de praktijk dat er vaak weinig aandacht is voor het schoolplein en dat een visie, laat staan een langetermijnvisie, ontbreekt. “Vaak zijn het schoolleiders die bepalen of het schoolplein openbaar toegankelijk is, of het plein een buurtfunctie heeft, of het groen is en of er hekken omheen staan. Interim- schoolleiders die minder dan een jaar op een school werken, nemen in die periode soms hele grote beslissingen waar de school het vervolgens jaren mee moet doen.”
Ze noemt het voorbeeld van een interim- schoolleider die geen bomen op het schoolplein rond een nieuw gebouw wilde. Hij vond het te duur om de vallende bladeren van die bomen op te ruimen. “Het is gek dat één iemand in een organisatie zo makkelijk keuzes kan maken die in het nadeel zijn van leerlingen, het onderwijs, de natuur en de gezondheid.”
“Een schoolplein van formaat kan, als men er goed over nadenkt, juist heel duurzaam en toekomstbestendig zijn.” Mariska komt terug op het voorbeeld van het grote plein in Tholen. “Wanneer het gebouw een andere functie krijgt, bijvoorbeeld door de vergrijzing, dan kun je hier prima woningen of een zorgcentrum van maken en jeu de boules-banen aanleggen. Je kunt schoolpleinen aanpassen aan de toekomst. Maar dan moet je wel die ruimte hebben.”
Bekijk hieronder de uitzending 'Buitenspelen in de knel' terug: