Op 16 mei 1944 worden in heel Nederland zogenoemde ‘zigeunerachtige personen’ gearresteerd en naar doorgangskamp Westerbork gebracht. Deze razzia maakt tijdens de Tweede Wereldoorlog deel uit van een Europese klopjacht op Sinti en Roma. Maar een aantal Nederlandse gemeenten stuurt zoveel mensen naar Westerbork, dat het zelfs de Duitse bezetter verbaast. In samenwerking met Netwerk Oorlogsbronnen brengt Pointer de gebeurtenissen van die dag voor het eerst digitaal in kaart.
Het wordt wel de vergeten Holocaust genoemd: behalve de Joodse bevolking probeerden de nazi’s ook alle Europese Sinti en Roma systematisch om te brengen. Het ‘Zigeunerras’ beschouwden zij als minderwaardig, crimineel en een bedreiging voor de maatschappij van het Derde Rijk. Begin jaren ‘30 worden in Duitsland voor het eerst nationale maatregelen ingevoerd voor de Bekämpfung der Zigeunerplage, inclusief speciale identiteitsbewijzen, reisverboden en verzamelkampen. Wie zich niet aan de regels houdt, wordt naar speciale ‘opvoedkampen’ gestuurd (later bekend als Dachau, Buchenwald en Ravensbrück), waar mannen en vrouwen gedwongen worden gesteriliseerd.
'Eene ware plaag'
Ook In Nederland wordt al voor de bezetting van de Duitsers gewerkt aan een oplossing voor het ‘Zigeunerprobleem’. In 1907 sprak de Nederlandse regering al de wens uit voor centrale regelgeving, want ‘de in dit milieu [...] verkeerende bevolking, die tot de onderste lagen van de maatschappij behoort, kan niet anders dan een sociale hinder, eene ware plaag zijn. [...] Voornamelijk zijn de zigeuners te vreezen; zij zijn de schrik van de bevolking.’
Hoewel er op dat moment maar zo’n 550 woonwagens door Nederland reizen, wordt in 1918 de eerste Nederlandse Woonwagenwet geïntroduceerd. Alleen ‘ter bewoning geschikt’ bevonden wagens van reizigers met ‘voldoende middelen van bestaan’ mogen nog vrij door Nederland reizen. Zij krijgen een speciale vergunning en een kenteken. Veel burgemeesters zijn niet blij met de nieuwe wet. Want hoewel slechts een beperkt aantal wagens een vergunning krijgt, mogen burgemeesters die wagens niet langer weigeren. De ‘geschikte kampementen’ die zij verplicht moeten bieden liggen daarom vaak ver buiten de bebouwde kom in modderige weilanden, zodat de wagens snel weer vertrekken.
Zigeunercentrale
Hoewel woonwagenbewoners door velen als een probleem worden gezien, is lange tijd onduidelijk hoeveel er precies in Nederland zijn. Er wordt dan ook enthousiast gereageerd op een Duits voorstel om een Internationale Zentralstelle zur Bekämpfung der Zigeunerwesen op te richten, met afdelingen door heel Europa. De Nederlandse Zigeunercentrale, die in 1937 wordt opgericht, verzamelt van alle in Nederland verblijvende ‘zigeuners’ de geboortedatum, het geslacht, de afstamming, burgerlijke staat, beroep, beschrijving levensloop, vingerafdrukken en registratie-papieren of paspoort. Hoewel de centrale na twee jaar weer wordt opgedoekt vanwege geldtekort, is de basis gelegd voor de vervolging van Sinti en Roma tijdens de Duitse bezetting.
De woonwagens moeten verdwijnen, het moet nu maar eens uit zijn met die weekhartigheid. Concentreren in kampen.
Op het moment dat de Duitsers Nederland binnenvallen, zijn er ongeveer 10.000 woonwagenbewoners in Nederland, waarvan waarschijnlijk zo’n 500 Sinti en Roma. Maar de bezetter maakt geen haast met hun vervolging: de Joodse kwestie heeft voorrang. Dit tot grote onvrede van onder andere L.A. van Doorn, directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon in Utrecht. Hij schrijft vanaf 1940 een serie artikelen voor het tijdschrift Sociale Zaken met de titel ‘De Woonwagenbewoners moeten Verdwijnen’, waarin hij stelt: ‘De woonwagens moeten verdwijnen, het moet nu maar eens uit zijn met die weekhartigheid. Concentreren in kampen. [...] Wij veroorloven ons dit plan voor te leggen aan de hoofden van departementen van justitie en van binnenlandse zaken en aan hen die thans het hoogste gezag in ons land bekleden en wij verzoeken hen: laat dit werkelijkheid worden!’
In juli 1943 introduceert de bezetter de eerste landelijke maatregelen tegen Nederlandse woonwagenbewoners. Reizen wordt verboden en iedereen moet zich melden bij speciale verzamelkampen. Veel van hen ruiken onraad en duiken onder in onbewoonbaar verklaarde woningen, schuren, kippenhokken en bossen. Burgemeesters van steden waar woonwagenbewoners hun toevlucht nemen, zijn daar vaak niet blij mee. In IJsselstein verzoekt de burgemeester om alle woonwagenbewoners af te voeren naar Drenthe. De burgemeester van Zutphen schrijft in een brief aan de gewestelijke politiepresident van Arnhem, dat ‘deze nederzetting van veelal a-sociale elementen tot hoogst ongewenschte toestanden aanleiding kan geven, zoodat beëindiging daarvan ten spoedigste dient te worden bevorderd.’
Zigeunerrazzia
In mei 1944 wil de bezetter alle Nederlandse Sinti en Roma naar de concentratiekampen vervoeren. Maar waar zij zich op dat moment bevinden is onduidelijk. In het archief van het CBR is recent een brand geweest en de Rijksidentificatie Dienst, die al langer zaken saboteert om geregistreerden te beschermen, zegt geen administratie voorhanden te hebben vanwege een verhuizing.
De arrestatie van Sinti en Roma wordt daarom overgelaten aan de plaatselijke autoriteiten. Op 14 mei 1944 arriveert een geheim telex-bericht bij de gewestelijke politie-presidenten in Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Arnhem en Groningen, waarin staat dat ’met het doel eener centrale aanhouding van alle in nederland verblijvende personen, die het kenmerk der zigeuners bezitten, moeten met instemming van den befehlshaber der ordnungspolizei op dinsdag, 16 mei 1944 te 7.00 uur alle zigeunerfamilies, alle kinderen inbegrepen, door personeel van de nederlandsche politie onverwijld naar het kamp westerbork worden overgebracht en wel tot uiterlijk 20.00 uur.’
Arrestatielocaties van de Zigeunerrazzia
Op 16 mei 1944 worden in 21 Nederlandse gemeenten Sinti, Roma en woonwagenbewoners gearresteerd. In Amsterdam worden 22 Sinti uiteindelijk weer vrijgelaten nadat agent Jaap Knol verschillende horecaondernemers laat verklaren dat zij als muzikanten onmisbaar zijn voor het lokale nachtleven, vaak ook door de bezetter bezocht. In Doetinchem doet circusdirecteur Toni Boltini zich voor als SS-officier en overtuigt de bewakers dat de gearresteerde Sinti-familie, waaronder de beroemde muzikant Tata Mirando, moet optreden voor de Wehrmacht. Andere familieleden worden wel op de trein gezet, maar missen vanwege een technisch mankement de aansluiting naar Westerbork. 22 Roma die na een tip van het verzet uit IJsselstein weten te vluchten, worden later in Deil alsnog opgepakt.
De helft teruggestuurd
Uiteindelijk komen er op de dag van de razzia 576 personen aan in Westerbork. Daar blijkt dat de beschrijving ‘alle personen, die op grond van hun uiterlijk, hun zeden en gewoonten als zigeuners of als zigeunerhalfbloeden kunnen worden aangemerkt, zoomede alle personen, die naar de geaardheid der zigeuners rondtrekken’ uit het telex-bericht door sommige gemeenten te vrij is geïnterpreteerd. Kampcommandant Gemmeker haalt 276 ‘Arische’ woonwagenbewoners, de meesten uit Utrecht en Zutphen, uit de rij en stuurt hen weer terug. Ook worden zo’n zestig Sinti en Roma weer vrijgelaten omdat zij een Italiaans, Duits, Guatemalaans of ander buitenlands paspoort bezitten.
De overige 245 personen worden geregistreerd, kaalgeschoren, ontluisd, gekeurd, van hun bezittingen ontdaan en opgesloten in militaire barakken. Op 19 mei 1944 worden alle mannen, vrouwen en kinderen op het Zigeunertransport gezet en naar Auschwitz gedeporteerd. Van deze gebeurtenis is ook de beroemde Westerborkfilm gemaakt door Rudolf Breslauer. Het Sinti-meisje Settela Steinbach dat in de film voorkomt staat na de oorlog internationaal symbool voor de Jodenvervolging. Pas in de jaren ‘90 wordt haar ware identiteit bekend.
Zigeunerlager
In Auschwitz worden de Sinti en Roma naar een apart Zigeunerlager gebracht, dat vlak naast het crematorium ligt. Families blijven bij elkaar, zij die het overleven vertellen verschrikkelijke verhalen. Het is een graag bezochte plek van de beruchte kamparts Josef Mengele, die kinderen uitkiest voor experimenten en mensen injecteert met vloeistoffen waarna veel van hen overlijden of verlamd raken. Anderen bezwijken vaak al voor ze naar de gaskamer worden gevoerd aan honger of ziektes.
In juli 1944 wordt de toestand in het Zigeunerlager zo ondragelijk dat de Sinti en Roma in opstand komen. De kampbewaking is vooraf ingelicht en de opstand wordt direct neergeslagen. Wie nog kan werken, wordt vervolgens naar werkkampen gestuurd: mannen naar Buchenwald, vrouwen naar Ravensbrück. De ± 2.900 achtergebleven vrouwen, kinderen en ouderen worden in de eerste nacht van augustus vergast.
Niet erkend leed
In totaal worden naar schatting zo’n 500.000 Sinti en Roma, de helft van de Europese bevolking, tijdens de Tweede Wereldoorlog omgebracht. Van de 245 Nederlandse Sinti en Roma die op 19 mei 1944 naar Auschwitz zijn gedeporteerd, keren er uiteindelijk 32 terug. Naar schatting werd ongeveer de helft van alle Nederlandse Sinti en Roma vanuit Westerbork afgevoerd.
Maar hoewel het eerste Zigeunermonument ter wereld in 1978 wordt onthuld in Amsterdam, blijft het oorlogsleed van Sinti en Roma in Nederland zwaar onderbelicht en wordt het nauwelijks erkend. In een overheidsonderzoek naar rechtsherstel in de jaren ‘90, waarin wordt geconcludeerd dat er onvoldoende aandacht is geweest voor het leed van de Joodse bevolking, wordt een halve pagina gewijd aan Sinti en Roma. Ook worden door het Rode Kruis verschillende overlevenden niet geloofd, als zij zeggen dat zij hun verwondingen in de kampen hebben opgelopen. Anderen moeten kunnen aantonen dat zij vanwege hun ‘Zigeuner-zijn’ zijn gearresteerd en niet vanwege ‘asociaal gedrag’ om aanspraak te maken op een Uitkering Oorlogsslachtoffers.
Dat dit nooit meer mag gebeuren wordt al sinds 1945 gezegd, maar het gebeurt nog steeds. Daar mogen we niet van wegkijken.
Discriminatie
Vooroordelen over Sinti, Roma en woonwagenbewoners blijken na de Tweede Wereldoorlog bovendien niet verdwenen, ook niet bij de overheid. In de jaren ‘50 neemt L.A. van Doorn, die al in 1940 pleitte voor het concentreren en laten verdwijnen van woonwagenbewoners, zelfs plaats in een staatscommissie die een nieuwe woonwagenwet moet ontwerpen. Deze wet, die in 1968 wordt ingevoerd, bestaat uit het concentreren van woonwagenbewoners op afgelegen regionale kampen met een bewaakte politiepost bij de ingang. Aan andere discriminerende wetgeving, waaronder het omstreden ‘uitsterfbeleid' waarmee het aantal standplaatsen voor woonwagenbewoners actief wordt afgebouwd, komt pas in 2018 officieel een einde.
Toch lijkt er langzaam meer aandacht te komen voor deze geschiedenis. Op het nieuwe Holocaust Namenmonument, dat in september 2021 wordt onthuld, zullen voor het eerst ook de namen van overleden Sinti en Roma staan. Verhalen van overlevenden en nabestaanden komen ook vaker naar buiten. “Er is binnen de gemeenschap heel lang gezwegen", zegt Anjes Wolfs-Driessen. “Mijn moeder wilde er ook niet over praten, dat is ze pas later in haar leven gaan doen.” Mädie Franz werd in Beek gearresteerd en overleefde Auschwitz, Ravensbrück en Flossenburg/Wolkenburg. Anjes hoopt dat het boek dat ze vorig jaar over haar moeders ervaringen schreef duidelijk maakt waar vooroordelen toe kunnen leiden, ook na de oorlog: “Dat dit nooit meer mag gebeuren wordt al sinds 1945 gezegd, maar het gebeurt nog steeds. Daar mogen we niet van wegkijken.”