Er is een groot tekort aan vakmensen, maar kinderen worden niet gestimuleerd een praktisch vak te leren. Wie dat toch doet krijgt zelfs te maken met vooroordelen. Het kabinet wil het nu anders doen.
‘’Huh, laat jij jouw kind naar het mbo gaan?”, zeiden mensen tegen de ouders van Celine van Bronswijk (17) toen ze besloot een mbo-opleiding te volgen. Van Bronswijk zat in de derde van het vwo toen ze erachter kwam dat het theoretisch onderwijs niks voor haar was. De vakken haalde ze, vertelt ze, maar liever was ze gewoon "iets aan het doen". Daarom besloot de overstap te maken naar een beroepsopleiding voor vormgeving.
Maar zo'n overstap is ongewoon; leerlingen voelen juist druk om havo of vwo te doen. Celine merkte dat ook haar ouders vaak haar overstap moesten uitleggen aan andere ouders. Die 'opwaartse druk' is een van de redenen dat het aantal leerlingen in een beroepsopleiding afneemt. Nu volgen 482.000 studenten een mbo-opleiding, terwijl het er drie jaar geleden nog 508.000 waren, aldus cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Die dalende trend zet naar verwachting de komende jaren door.
Van Bronswijk merkte zelf ook dat mensen het onterecht negatief uitleggen. “Ik werd ineens een afstromer genoemd, alsof het iets heel negatiefs is.” Om die reden besloot ze ook nog wel alle vwo-vakken te halen in het jaar, vertelt ze.
Ze stoort zich eraan dat er nog steeds over ‘hoger’ en ‘lager’ onderwijs wordt gesproken, terwijl de verdeling in haar ogen 'praktisch' en 'theoretisch' is. De maatschappij heeft bovendien juist sterk behoefte aan praktisch talent.
Kabinet wil meer vakkrachten
Ook het kabinet wil nu een omslag. Demissionair minister Mariëlle Paul (onderwijs) stuurde vorige maand een Kamerbrief die zelfs bijna leest als een brandbrief. In enkele kantjes somt zij de problemen op. Ons onderwijs is nu te veel gericht op cognitieve vakken, vmbo’ers voelen zich minderwaardig. Iedereen probeert havo of vwo in te komen. En hierdoor lopen we te veel vakmensen mis, zo schreef ze.
De maatschappij heeft daar last van want overal is wel personeelsgebrek, maar zeker in praktische richtingen als techniek en zorg is het nijpend. “Er is een herwaardering nodig. Een inhaalslag om dat voor elkaar te krijgen”, schrijft zij daarom. “Voor de arbeidsmarkt, maar ook voor hen persoonlijk.”
‘’Ik wíst niet eens dat ik over kon stappen naar het mbo.”
‘’Een frisse wind”, reageert VU-hoogleraar Nienke van Atteveldt op de brief van de minister. Ze begeleidde het wereldwijd UNESCO onderzoek naar onderwijssystemen en concludeerde dat er te weinig ruimte is voor kinderen om zich op hun eigen tempo te ontwikkelen.
“Ieder kind heeft een eigen traject’’, aldus Van Atteveldt. Zo kan iemand die vmbo-advies heeft gekregen toch terecht komen op de universiteit. Of juist andersom, zoals in het geval van Celine. Van Atteveldt vindt het daarom belangrijk dat kinderen, niet alleen in de onderbouw, maar ook later in het voortgezet onderwijs kunnen wisselen van stroming en vakken kunnen volgen op verschillende niveaus. “Het Nederlands systeem biedt nu nog weinig ruimte daarvoor.”
En dat laatste merkte ook Van Bronswijk, die verrast was dat ze überhaubt nog iets anders mocht doen. ‘’Net als ieder kind in mijn klas wilde ik vwo-advies krijgen, omdat ik dacht dat het zo hoorde. En toen ik eenmaal daar zat wíst ik niet eens dat over kon stappen naar het mbo.”