Een Zwolse rijwielhandelaar ontpopt zich in de Tweede Wereldoorlog tot vastgoedhandelaar. Hij koopt tien geroofde panden die eigendom zijn van ondergedoken en gedeporteerde Joden. Uit documenten die in het Nationaal Archief liggen en waar Pointer een unieke inkijk in krijgt, wordt duidelijk dat Johan Geerink nog veel meer op zijn kerfstok had en dat de oorlogskoper over lijken ging om zichzelf te verrijken.
"Op 15 mei 1941 heb ik het perceel Veerallee 14 in de gemeente Zwollerkerspel gekocht voor de prijs van 15.000 gulden. Nadien ben ik ondergedoken en na de bevrijding ben ik teruggekeerd. Ik hoorde dat mijn perceel door de Niederländische Grundstücksverwaltung te 's Gravenhage was verkocht aan Geerink", zegt de dan 67-jarige Joodse koopman Arthur Troostwijk in een getuigenverklaring op 23 september 1946, ruim een jaar na de oorlog. "Ik heb hiervoor geen toestemming verleend. Als Geerink dit perceel heeft gekocht voor 10.500 gulden dan heeft hij het ver beneden de normale waarde gekocht. Momenteel ben ik bezig om middels rechtsherstel dit perceel weer in mijn bezit te krijgen".
Deze getuigenis van Arthur Troostwijk vinden wij tussen de vele papieren uit een vuistdik strafdossier die we tegenkomen in het Nationaal Archief. Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging huisvest documenten van collaborateurs, NSB-sympathisanten en veroordeelden uit de Tweede Wereldoorlog.
In dit dossier komen we meer Joodse getuigenverklaringen tegen. Julius Polak, een oud-leraar aan Rijks Hogere Burgerschool (RHBS) in Zwolle, verklaart na de oorlog: "In het jaar 1929 heb ik mijn woning aan de Brederostraat 1 gekocht voor 13.500 gulden. Op 1 april 1944 ben ik naar Westerbork gebracht en op 1 augustus naar Theresienstadt. Ik heb het er levend vanaf gebracht en ben na de bevrijding naar Nederland teruggekeerd. Ik kreeg […] bericht dat mijn perceel verkocht was en dat het geld gedeponeerd zou worden op de bank van Lippmann en Rosenthal te Amsterdam. Ik heb aan niemand [...] het recht gegeven om mijn perceel te mogen verkopen." Desondanks is zijn woning in handen gekomen van een andere Zwollenaar: Johan Geerink
Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden panden van Joodse eigenaren onteigend en in beheer gesteld van de Niederländische Grundstücksverwaltung. Deze instantie inventariseert en beheert namens de Duitsers al het Joodse vastgoed. Zonder medeweten van de ondergedoken of weggevoerde Joodse huizenbezitters worden de panden doorverkocht. In Zwolle worden 78 percelen geroofd en verkocht. Hoewel deze huizen door meerdere personen worden gekocht, valt één naam in het bijzonder op. Inderdaad: Johan Geerink. Hij koopt volgens de Verkaufsbücher, de vastgoedboeken van de Duitse bezetter, niet één maar tien Joodse panden op. Voor het kopen van deze panden betaalt hij 63.800 gulden. Wie is deze oorlogskoper?
Rijwielhandelaar Geerink
De geboren Zwollenaar zoekt al op jonge leeftijd zijn heil in het maken van fietsen. Op zijn zeventiende begint hij een eigen fietsenwinkel. Op 17 november 1931 trouwt de jonge Geerink met de Duitse Margot-Elisabeth Austein. Het getrouwde stel krijgt vier kinderen en het gaat de familie aardig voor de wind. De fietsenzaak floreert en levert voldoende geld op om het gezin te onderhouden. Maar wanneer de Duitsers Nederland binnenvallen en de bezetting een feit is, verandert er wat in de verhouding tussen hem en zijn vrouw. Psychologische rapporten, opgesteld door de commissie Geestelijke en Sociale Verzorging, laten een beeld zien van een man ‘met een onaangenaam karakter, het is een eigenwijs driftig mannetje en hij bezit de mentaliteit om andere te commanderen’.
Er komen inmiddels regelmatig Duitsers over de vloer bij hun woning. Een neef van Margot Geerink-Austein is namens de Duitse Wehrmacht gelegerd in Zwolle. Uit een rapport zou later blijken dat er een ‘Duitse geest in het gezin heerste’. Dat Germaanse sentiment wordt bekrachtigd als Geerink zich aansluit bij de Nationalistische Socialistische Beweging (NSB). In Zwolle zien mensen Geerink over straat lopen met een speldje van de NSB, pronkend op zijn borst. Aan diverse mensen laat Geerink, enigszins trots, zijn NSB-lidmaatschapkaart zien. Bij een NSB-bijeenkomst in Zwolle spreekt hij de menigte toe. Het is allemaal de opmaat naar het kopen van geroofd Joods vastgoed en het verraden van Joodse onderduikers. Geerink gaat niets ontziend te werk, hij gaat letterlijk over lijken om aan panden te komen.
Verraad
Zoals op 6 juli 1942. De klok heeft acht uur geslagen en daarmee is de avondklok van kracht gegaan. Mevrouw Geerink-Austein kijkt vanuit haar stoel door het raam de Luttekestraat in. Voorzichtig opent zich een deur schuin tegenover haar woning. In de deurpost verschijnt Izaac de Leeuwe. De Leeuwe kijkt schichtig om zich heen en loopt met versnelde pas door de Luttekesteeg het Grote Kerkplein op. Mevrouw Geerink-Austein tikt haar man aan. “Wat zou die Jood van plan zijn?” Haar man bedenkt zich niet. De Zwolse fietsenmaker loopt zijn huis uit en volgt zijn Joodse overbuurman. De Leeuwe loopt stevig door en klopt op de deur van het huis aan de Sassenstraat 3. Hij kijkt nog een keer vluchtig om zich heen en stapt naar binnen.
Even later vindt er aan de Sassenstraat 3 een inval plaats. Het is Willem de Bouter, commissaris-majoor van de politie, die met een groep politieagenten het huis van de Joodse bewoner Siegfried de Groot binnenvalt. Ze treffen daar vijf Joodse mannen aan. Ze zijn verraden. In een proces-verbaal waarin De Bouter aan het woord komt, wordt duidelijk dat Geerink degene is die hem de inlichtingen van de bijeenkomst heeft gegeven. Izaac de Leeuwe, Siegfried de Groot, Eduard Anholt, Levie Israëls en Menno Jacob van Zuiden worden gearresteerd wegens het overtreden van de avondklok.
Izaac wordt na zijn arrestatie gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk. Het huis aan de Luttekestraat 40 komt daarmee leeg te staan. Zijn vader, Jozeph de Leeuwe, is eigenaar van het pand en eerder in 1942 al overleden. Izaac de Leeuwe zal Mauthausen niet overleven, net als drie van de andere arrestanten van Sassenstraat 3. Zijn ouderlijk huis aan de Luttekestraat blijft niet lang onbewoond. Het is Johan Geerink, de verrader van Izaac, die het huis koopt van zijn Joodse overbuurman. Hij betaalt er slechts 9.000 gulden voor, ruim onder de waarde van het huis.
Naast de woningen van Troostwijk, De Leeuwe en Polak, koopt Geerink nog zeven andere panden op. Het zijn voornamelijk panden rondom het centrum van Zwolle.
Aangehouden
De Duitse bezetter verlaat onder druk van de opstomende geallieerden op 13 april 1945 Zwolle. Twaalf dagen later wordt Johan Geerink aangehouden door de Politieke Opsporingsdienst, op basis van verdenking lid te zijn van de NSB en ‘Verwalter’ te zijn van een Jodenzaak. Op dezelfde dag wordt Geerink nog verhoord door rechercheur Albert Johannes Ligtermoet. Geerink bekent in dat verhoor dat hij lid van de NSB is geweest. Daarvoor wordt hij ingesloten in het Huis van Bewaring in Zwolle.
Geerink zelf probeert zijn rol/aandeel binnen de NSB te bagatelliseren. Hoewel hij toegeeft dat hij lid is geweest, benadrukt hij dat het voor ‘slechts’ een jaar was, dat hij binnen die periode geen ledenvergaderingen heeft bijgewoond of belangrijke functies heeft vervuld. Maar uit bewijs dat wordt aangedragen in de rechtszaak tegen hem, blijkt dat Geerink langer lid was van de NSB. En op zijn inbeslaggenomen lidmaatschapskaartje staat dat hij een leidinggevende functie als blokleider vervulde. Het bewijs is daarmee overweldigend.
De koop van de geroofde Joodse huizen probeert hij in de schoenen te schuiven van een ander. "Ik erken dat ik tijdens de bezetting enige Jodenpercelen heb gekocht van de ANBO door bemiddeling van de makelaar Van Santen. Gerrit van Santen kwam naar mij toe met een lijst van Joodse panden. Ik voelde er niet veel voor om erin mee te gaan, maar Van Santen zei dat er niets mis mee was. Hij noemde de namen van andere mensen die allemaal Jodenpercelen hadden gekocht. Toen ben ik ook maar overstag gegaan.” Gerrit van Santen was als makelaar namens Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen (ANBO) actief in de regio Zwolle om de leegstaande Joodse panden door te verkopen.
Van Santen, die na de oorlog ook wordt gehoord, spreekt het verhaal van Johan Geerink tegen. “Geerink, de rijwielhandelaar, kwam op een dag bij mij”, verklaart hij. “Hij vertelde mij dat hij nog geld te beleggen had en hij wilde dit doen in vaste percelen omdat het kopen van goederen geen zin meer had. Particulier bezit was niet meer te krijgen en automatisch zijn toen de Jodenpercelen ter sprake gekomen. Ik heb hem toen de lijst met percelen ter inzage gegeven. Wanneer Geerink namen van andere kopers noemt, dan moet ik opmerken dat deze personen pas later dan Geerink de Jodenpercelen hebben gekocht.” Het verhaal van Geerink rammelt aan alle kanten. Dat zal overigens ook niet de eerste keer zijn. Wanneer je de transcripten van de verhoren van Geerink leest, wordt zijn verweer aan alle kanten tegengesproken en ontkracht.
Tribunaal
Het wordt een lijvig dossier. De aantijgingen tegen Johan Geerink stapelen zich op. Op woensdag 28 april 1948 wordt Geerink gedagvaard door het Tribunaal. Hem wordt ten laste gelegd dat hij zich heeft aangesloten bij de NSB, dat hij hij meerdere Joodse panden heeft opgekocht en hij wordt beschuldigd van het verraden van Joodse mensen.
Een maand later krijgt hij zijn uiteindelijk straf opgelegd voor het Zwolse Tribunaal. Voor alle tenlasteleggingen wordt hij ontzet van de rechten van kiezen en verkiesbaarheid. Hij krijgt een gevangenisstraf van zes en half jaar, met aftrek van de jaren die hij al vast had gezeten. Geerink moet zitten tot 14 oktober 1951. Een deel van zijn vermogen wordt van hem afgepakt. Uit een document op naam van Geerink uit het archief van het Kadaster wordt duidelijk dat de gekochte huizen via het rechtsherstel van de Zwollenaar zijn afgenomen.
Nog geen half jaar na de uitspraak, op 23 november 1948, komt Geerink alweer op vrije voeten. Hij wordt vervroegd uit het kamp Westvaart ontslagen, wegens goed gedrag. Maar nog geen drie maanden na zijn vrijlating vervalt hij in zijn oude gedrag. In een brief aan de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten wordt duidelijk dat Geerink zich niet aan de voorwaarden houdt. Zo eist hij zijn rijwielzaak terug en laat weten de huidige bezitter “er uit te zullen trappen”. De eigenwijsheid van Geerink zorgt ervoor dat de Zwollenaar opnieuw gevangen komt te zitten wegens het overtreden van de voorwaarden. Geerink zal tot 14 oktober 1951 alsnog zijn straf uitzitten. Op 5 mei 1965 overlijdt Johan Geerink in Amsterdam.
Dit verhaal is samengesteld op basis van documentatie uit verschillende archieven, waaronder het Historisch Centrum Overijssel, Kadaster, Delpher en het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging van het Nationaal Archief. Voor deze publicatie hebben wij geprobeerd in contact te komen met de nabestaanden. Dat is vooralsnog niet gelukt.