‘Een pijnlijk punt,’ noemt advocaat en docent saneringsrecht Arnoud Noordam het teruglopen van het aantal mensen in de wettelijke schuldsanering. Volgens hem stokt het systeem vooral bij gemeenten en dat moet veranderen. Hij pleit er daarom voor om in de wet op te laten nemen dat de verplichte onderhandelingen met schuldeisers (het minnelijk traject) niet langer dan 9 maanden mogen duren. ‘Als het dan niet lukt om het voor elkaar te krijgen, dan moet de gang naar de rechter worden gemaakt voor een wettelijke sanering.’
Noordam legt uit dat het niet alleen in het belang is van mensen met problematische schulden zelf om goed en snel hulp te bieden. ‘De belastingbetaler betaalt mee aan al die problemen. Mensen gaan slechter slapen door schulden, ze gaan vaker naar de huisarts, worden depressief, er ontstaan problemen in het gezin, incassokosten lopen op, mensen blijven langer in de bijstand. Dat zijn allemaal kosten waar de samenleving ook mee te maken krijgt. Er zijn berekeningen gemaakt waaruit blijkt dat iemand die 10 jaar in de schulden zit de samenleving 100.000 euro kost, 10.000 euro per jaar. Als je dan kijkt naar het aantal mensen met grote schulden dan kom je al snel op een miljard per jaar aan kosten, misschien wel meer.’
‘Onvoldoende resultaat gemeenten’
Gemeenten verwijzen volgens Noordam niet altijd snel genoeg door naar de wettelijke regeling als het niet lukt om er met de schuldeisers op vrijwillige basis uit te komen. Noordam: ‘Sommige gemeenten doen het goed, die hebben genoeg kennis en kunde in huis. Maar andere gemeenten hebben die kennis en kunde niet en die zijn minder succesvol. Die proberen soms veel te lang om het probleem zelf op te lossen, terwijl de schuldeisers niet willen meewerken. Je kan niet veralgemeniseren en zeggen: de gemeenten doen het verkeerd. Maar het algemene beeld is dat het onvoldoende resultaat oplevert wat de gemeenten doen. En het duurt te lang.’
De hoofdoorzaak van het probleem ligt volgens Noordam in Den Haag. ‘Die leggen de bal steeds bij de gemeenten. In de wet staat dat gemeenten schuldhulp moeten aanbieden, maar Den Haag heeft de gemeenten geen adequaat saneringsinstrument meegegeven. Gemeenten mogen zelf bedenken hoe ze de schuldhulp inrichten, maar krijgen niet de drukmiddelen om ervoor te zorgen dat alle schuldeisers gaan meewerken. Als je tien schuldeisers hebt en er willen er vijf niet meewerken, dan kunnen gemeenten hen niet dwingen. En dat is wat die wettelijke regeling zo bijzonder maakt. Zit de schuldenaar daar eenmaal in, dan moeten die schuldeisers gewoon meewerken aan de sanering.’
'Onderzoek afwachten'
We vragen de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie & Veiligheid hoe zij denken over de wettelijke termijnen waar Arnoud Noordam en de gemeenten voor pleiten. Ze laten in een gezamenlijke reactie weten dat ze momenteel een verkenning uitvoeren naar de dalende instroom in de wettelijke schuldsanering. 'Met dit onderzoek wil het kabinet inzicht krijgen in de oorzaken van de daling, zodat indien nodig passende maatregelen genomen kunnen worden.' Vooruitlopend op de uitkomsten willen ze nog geen uitspraken doen over een wettelijke termijn zoals de gemeenten en Arnoud Noordam voorstellen.
Op basis van de uitkomsten, zo schrijven de ministeries, zullen ze wel kritisch kijken naar de mogelijkheden om het huidige systeem van minnelijke schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering beter te laten werken. ‘Het uiteindelijke doel is dat er een passende oplossing wordt gevonden waarmee iemand met problematische schulden een nieuwe start kan maken. Of die schone lei er komt via een minnelijk dan wel een wettelijk traject, is daarbij geen doel op zich.’ De resultaten van het onderzoek worden voor de zomer verwacht.
'Averechts effect'
Marco Florijn, voorzitter van de branchevereniging voor schuldhulpverleners en kredietbanken (NVVK) is minder gecharmeerd van de plannen voor wettelijke termijnen voor het minnelijk traject. Hij ziet meer heil in het maken van goede afspraken met de grote schuldeisers om op die manier het onderhandelen vlot te laten verlopen. Florijn: ‘Ik ben er zelfs van overtuigd dat wettelijke termijnen juist een averechts effect kunnen hebben. Wat je bij een snelle doorstroom naar de wettelijke regeling namelijk ook ziet, is dat mensen er wellicht nog niet klaar voor zijn. Als ze dan niet aan de strenge eisen van de wet kunnen voldoen, ben je verder van huis. Eén van de voorwaarden in de wet is namelijk dat je daarna tien jaar geen gebruik meer mag maken van de regeling.’
Fraudeschulden
Een bij wet vastgelegde maximumtermijn voor gemeenten en beschermingsbewindvoerders om eruit te komen met de schuldeisers zou volgens Noordam de weg naar een ‘schone lei’ verbeteren. Toch moet er volgens hem ook nog iets anders gebeuren. Bij de poort van het wettelijke traject ligt namelijk het volgende obstakel voor mensen met problematische schulden; de zogenoemde goede-trouw-toets. Mensen met een ‘fraudeschuld’, zoals een toeslagenschuld bij de belastingdienst of een CJIB-schuld voor te hard rijden, komen niet in de wettelijke sanering terecht, tenzij die schuld ouder is dan 5 jaar of de rechter bereid is de hardheidsclausule (zie kader) toe te passen. En dat heeft ook effect op de aanpak van sommige gemeenten ziet Noordam: ‘Je ziet dat sommige gemeenten daarop gaan voorsorteren terwijl dat niet hoeft. Zo van: ‘U heeft fraude-schulden, dus we gaan u niet helpen.’
Noordam ziet het liefst dat deze goede-trouw-toets helemaal wordt geschrapt. ‘Het verloopt allemaal veel te stroperig in die schuldsanering en dat komt ook door al die ingewikkelde eisen die we aan mensen stellen. Ik ben ruim 10 jaar geleden gepromoveerd op die goede-trouw-toets en tot de conclusie gekomen dat het niet werkt. Ik was toen nog een roepende in de woestijn, weinig mensen waren het met mij eens. Maar gelukkig zie ik daar wel beweging in komen, ook bij de rechterlijke macht.’