Het ministerie van Justitie en Veiligheid is bekend met de kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld en de Nationale Ombudsman op het in afzondering plaatsen van vreemdelingen die in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Daarover zijn verschillende rapporten (en reacties vanuit het kabinet) geschreven. Het kabinet onderschrijft volledig dat het inzetten van de afzonderingsmaatregel een ingrijpende maatregel is voor de vreemdeling, die niet lichtvaardig en zorgvuldig moet worden opgelegd. Hieronder wordt eerst in het kort op het opleggen van straf-/ordemaatregelen ingegaan, en daarna worden de verschillende vragen beantwoord.
Vreemdelingenbewaring is geen strafrechtelijke maatregel, maar wordt opgelegd teneinde een vreemdeling beschikbaar te houden voor de asiel- of terugkeerprocedure. Daarom wordt de vreemdeling in bewaring gesteld in een omgeving met minimale restricties. Het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is getraind om bij incidenten de-escalerend op te treden om zo de veiligheid te garanderen voor de vreemdeling zelf, mede ingeslotenen en het personeel. Hoewel vreemdelingenbewaring gericht is op een regime met minimale restricties, zijn orde- en strafmaatregelen noodzakelijk om de orde, rust en veiligheid binnen het detentiecentrum te garanderen. Wanneer een incident zich voordoet, kunnen medewerkers overgaan tot het opleggen van een time-out. Indien dit geen soelaas biedt, kan een incidentrapport worden voorgelegd aan de directeur van het detentiecentrum. Hierna gaat de directeur in gesprek met de betrokken vreemdeling (tenzij die daartoe niet in staat is). Indien nodig wordt het advies van een gedragsdeskundige ingeroepen. Na deze stappen kan -op basis van de relevante informatie en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling- de directeur een waarschuwing geven of besluiten tot het opleggen van een voorwaardelijke straf of een straf of ordemaatregel. De straf kan verschillend van aard zijn, zoals uitsluiting bij een activiteit, oplegging van een geldboete en in uiterste gevallen afzondering. Bij het opleggen van de afzonderingsmaatregel worden de schadelijke effecten hiervan altijd meegewogen. Waar mogelijk wordt een straf of maatregel verkort. Wanneer een afzonderingsmaatregel toch moet worden opgelegd, gebeurt dit onder supervisie van de medische dienst (en wanneer het een ordemaatregel betreft op advies van een gedragsdeskundige). Indien mogelijk wordt de maatregel verkort en indien nodig doorverwezen naar benodigde zorg.
Voor een uiteenzetting van het gehele proces, wordt verwezen naar de kabinetsreactie op het rapport ‘isolatie in vreemdelingendetentie’. Daarnaast wordt verwezen naar de beleidsreactie op het rapport van de Nationale Ombudsman ‘grenzen aan vreemdelingenbewaring’. Zie ook de kabinetsreactie op het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) ‘de beheerslast van vreemdelingen in bewaring in detentiecentrum Rotterdam’.
De zorgen van het CPT zijn bekend. In de kabinetsreactie op het recente CPT rapport uit 2022 zijn deze zorgen geadresseerd (zie beleidsreactie vanaf p. 24). Het huidige beleid sluit aan op de aanbevelingen van het CPT, in zoverre dat de inzet van orde- en strafmaatregelen zoveel als mogelijk wordt beperkt. Daarnaast loopt een (inmiddels langdurig) wetgevingsproces om een bestuursrechtelijk kader neer te leggen voor het regime in vreemdelingenbewaring (de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring), dat het beginsel van minimale restricties ook wettelijk vastlegt. Het regime dat van toepassing is op vreemdelingenbewaring wordt momenteel nog geregeld in de Penitentiaire beginselenwet. In de praktijk wordt al uitvoering gegeven aan de geest van het voorstel voor de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring.
Het ministerie is bekend met de positie van de NvvP en heeft meermaals gereageerd op de geuite zorgen ten aanzien van het in afzondering plaatsen van in bewaring gestelde vreemdelingen. Hoewel het getrainde DJI-personeel de-escalerend optreedt om een eventuele afzonderingsmaatregel te voorkomen, is de maatregel nodig om de directeur van het detentiecentrum voldoende instrumenten te geven om de orde, rust en veiligheid in het detentiecentrum te garanderen. De afgelopen jaren hebben een toename laten zien van het aantal (zware) incidenten in de vreemdelingenbewaring, waardoor de taak van DJI-personeel moeilijker is geworden. Om de veiligheid van de betreffende vreemdeling, mede ingeslotenen en het personeel te garanderen moeten er daarom mogelijkheden zijn om iemand in afzondering te plaatsen. Dat neemt echter niet weg dat daarbij altijd restrictief met de afzonderingsmaatregel moet worden omgegaan. Zo wordt een afzonderingsmaatregel waar mogelijk op eigen cel opgelegd, tenzij bijvoorbeeld een cel met videobewaking of een cel met een prikkelarme omgeving nodig is.
In de beleidsreactie op het rapport ‘Isolatie in vreemdelingendetentie’ en de beleidsreactie op het rapport van de Nationale Ombudsman ‘grenzen aan vreemdelingenbewaring’ wordt ingegaan op de redenen waarom de afzonderingsmaatregel wordt opgelegd wanneer iemand een meerpersoonscel weigert. Daarbij wordt ook uitleg gegeven over de ‘time-out’ die wordt ingezet bij vreemdelingen die steevast een meerpersoonscel blijven weigeren.
Daarbij komt dat de DJI -vanuit het gevangeniswezen- onderzoek heeft laten doen naar het gebruik van afzondering in strafdetentie. Hoewel het gevangeniswezen wezenlijk verschilt van vreemdelingenbewaring, worden de aanbevelingen bestudeerd en nieuwe best practices ontwikkeld. De detentiecentra voor vreemdelingenbewaring haken hierbij aan, om goede voorbeelden uit te wisselen, en zo het gebruik van afzondering te minimaliseren.
Het kabinet heeft oog voor de schadelijke effecten van afzondering. In het huidige kader, wordt altijd ingezet op de minst ingrijpende maatregel. Zo kan een waarschuwing, voorwaardelijke straf of uitsluiting van een activiteit als maatregel worden opgelegd. De afzonderingsmaatregel wordt als ultimum remedium en zo kort mogelijk ingezet. Bij het opleggen van een afzonderingsmaatregel (zij het als straf- of ordemaatregel) worden de schadelijke effecten daarvan meegewogen. In het geval dat een (afzonderings)maatregel is opgelegd, heeft een vreemdeling altijd de mogelijkheid om daartegen een klacht in te dienen, waarna de Commissie van Toezicht de opgelegde maatregel beoordeelt. Tegen de beslissing van de beklagcommissie kan in beroep worden gegaan bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. In afwachting van de uitspraak kan ook een schorsingsverzoek worden ingediend (bij toekenning daarvan wordt de maatregel opgeschort). Over deze mogelijkheden wordt de vreemdeling geïnformeerd. Indien het bezwaar of beroep van de klager gegrond wordt verklaard, kan de Commissie van Toezicht of de Raad voor Strafrechtstoepassing een tegemoetkoming toekennen als de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken. Het signaal vanuit het maatschappelijk middenveld dat de afzonderingsmaatregel niet als ultimum remedium wordt ingezet is bekend, maar dit signaal wordt niet herkend in de uitvoeringspraktijk.