In de afgelopen jaren zijn op verschillende plekken in Nederland illegale bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater gevonden. Daardoor maken veel mensen zich zorgen: kunnen ze het water nog op hun moestuin sproeien of er veilig in zwemmen? En hoe schadelijk zijn deze stoffen voor onze gezondheid? Onderzoeker Peter Leendertse onderzoekt waar en hoe lang deze stoffen nog in onze natuur terug te vinden zijn. Hij uit zijn zorgen én zoekt naar alternatieven.
“We hebben hier drie vrieskisten”, zegt Peter Leendertse terwijl hij er eentje opent. “Dit is plantenmateriaal, de bladeren van knolselderij”, wijst hij aan. Op deze plant zijn als het goed is geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt, maar alleen hete lucht om een schok te geven zodat de plant zichzelf beschermt tegen ziekten en plagen. “We onderzoeken of je dan ook echt geen bestrijdingsmiddelen meer op de plant terugvindt.”
Verboden middelen in vogels
Leendertse werkt voor CLM, een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau op het gebied van landbouw, voedsel, natuur, milieu en klimaat. CLM doet onderzoek voor verschillende opdrachtgevers, van ngo’s en overheden tot bedrijven, landbouworganisaties en kennisinstellingen.
In de vriezer van het in Culemborg gevestigde CLM ligt meer dan alleen knolselderij. “We onderzoeken ook compost”, zegt hij. “En soms hebben we dode vogels die naar het lab gaan.” Daar worden ze onderzocht, onder andere op bestrijdingsmiddelen, bijvoorbeeld in de lever en nieren. Schadelijke stoffen, zoals illegale bestrijdingsmiddelen, kunnen namelijk een oorzaak zijn voor de afname van de populatie van bepaalde diersoorten.
Regelmatig vindt Leendertse ook daadwerkelijk illegale bestrijdingsmiddelen in vogels. “Dat is best wel zorgelijk”, zegt hij. “Het laat heel duidelijk zien dat stoffen die je in het verleden hebt gebruikt, nog heel lang in het milieu kunnen blijven. Soms gaat het om hele schadelijke stoffen waarvan je niet wil dat ze in het milieu blijven zitten. Het meest extreme voorbeeld is DDT.” Deze stof is al sinds 1973 verboden, maar vindt Leendertse nog steeds vaak terug, bijvoorbeeld in jonge haviken die dood zijn gegaan.
Vervuild oppervlaktewater
De onderzoeker neemt soms ook watermonsters uit oppervlaktewater. Omdat CLM zelf geen laboratorium heeft, worden de monsters bewaard in de vriezer totdat ze naar een extern laboratorium gaan. Daar laat Leendertse ze testen op 700 verschillende bestrijdingsmiddelen. En dat is niet voor niets. “Ik sta altijd weer te kijken van wat je onverwacht allemaal vindt”, zegt hij.
Al die stoffen die in het water gevonden worden, kunnen volgens Leendertse risico’s opleveren voor degene die ze gebruiken. Mensen denken volgens hem vaak dat vooral het inslikken of inademen van water met dit soort stoffen schadelijk is, maar hebben daarbij te weinig aandacht voor risico van blootstelling via de huid. Terwijl die er wel is, bijvoorbeeld bij boeren die regelmatig met de stoffen werken. Ook voor vissen, algen en insecten leveren de middelen risico’s op volgens de onderzoeker. “Die leven daar natuurlijk 24 uur per dag, dus die worden er ook 24 uur per dag aan blootgesteld.” En als de biodiversiteit achteruitgaat, heeft dat uiteindelijk ook weer effect op de leefwereld van de mens.
Illegaal gebruik
Hoe komen dit soort stoffen in oppervlaktewater, op planten en in dieren terecht? Daar zijn volgens Leendertse verschillende verklaringen voor. “Als het in dieren zit, is dat meestal het gevolg van dat het in water zit. We zijn er inmiddels achter dat sommige stoffen die ooit gebruikt zijn, uitzakken naar de bodem. Daar zitten ze dan gebonden totdat de bodem bijvoorbeeld bewerkt wordt. Dan komt het bestrijdingsmiddel weer in oplossing.”
Maar ook door huidig illegaal gebruik kunnen bestrijdingsmiddelen volgens Leendertse in het milieu terechtkomen. “Soms hebben boeren nog iets in de kast staan dat inmiddels verboden is. Die denken: het heeft een hoop gekost, laat ik het nog maar gebruiken. Dat mag natuurlijk niet. Maar de controles zijn beperkt, dus in die zin glippen soms door de mazen van de wet.”
In gesprek met de boer
Toch is Leendertse ervan overtuigd dat het merendeel van de boeren zich juist inzet om ervoor te zorgen dat er minder schadelijke bestrijdingsmiddelen in het milieu terechtkomen. En daar draagt de onderzoeker graag aan bij. “Als er onverwacht een stof op een plant opduikt waarvan we niet weten hoe dat kan, gaan we terug naar de kweker van die plant. Wat heb je gedaan? Heb je een fout gemaakt? Hoe kunnen we dat in de toekomst voorkomen?”
“We proberen ook met boeren te kijken hoe het anders kan”, zegt Leendertse. “Ik denk dat mensen moeten beseffen dat die middelen gewoon te schadelijk zijn. Voor boeren zelf, voor het milieu. Dus we moeten ervan af en op zoek naar alternatieven. Die zijn echt in opkomst. Je hebt tegenwoordig bijvoorbeeld mechanische onkruidbestrijding. Boomkwekers zijn inmiddels zover dat ze ook met robots door de boomkwekerij kunnen rijden die kunnen schoffelen, zodat het onkruid wordt verwijderd. Dat is een voorbeeld van een innovatie die we echt moeten doorzetten.” Want dan kun je volgens Leendertse ook zonder die schadelijke of zelfs illegale bestrijdingsmiddelen.