Nederlandse wateren staan er beroerd voor. Minder dan één procent van ons oppervlaktewater voldoet aan de Europese afspraken over waterkwaliteit. Een van de grote boosdoeners is stikstof, onder meer afkomstig uit de landbouw. Volgens de Boer Burger Beweging interpreteert Nederland de Europese eisen veel strenger dan andere landen. Maar dat klopt niet.
Deze factcheck is uitgevoerd in het kader van de gezamenlijke factcheckmarathon van het AD, Nieuwscheckers en Pointer (KRO-NCRV) in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023. Bekijk hier alle factchecks.
Bron van de bewering
In het verkiezingsprogramma van de BBB staat op pagina 73 een bewering over de zogeheten Kaderrichtlijn Water (KRW), de Europese afspraken op het gebied van waterkwaliteit.
Het lijkt op het bekende appels met peren vergelijken. BBB wil graag appels met appels blijven vergelijken. Het punt is namelijk dat er binnen Europa verschillende normen worden gehanteerd voor waterkwaliteit tussen lidstaten, waarbij Nederland zichzelf in het verleden de strengste eisen heeft opgelegd. Onder de huidige afspraken zullen de Kaderrichtlijn Water doelen niet gehaald worden. Omdat water zich niet aan de landgrenzen houdt, is dit in het verleden een cruciale fout geweest van onze overheid. BBB wil in Brussel pleiten voor dezelfde spelregels binnen Europa en zo deze fout uit het verleden voor nu en de toekomst herstellen.
Schoon oppervlakte- en grondwater
Voordat we afdalen in de wereld van waternormen, wat houdt die Kaderrichtlijn eigenlijk in? En waarom wil BBB dat Nederland zich inspant voor nieuwe Europese spelregels?
Het korte antwoord: omdat de klok tikt. In 2000 hebben de EU-lidstaten afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat uiterlijk in 2027 al het oppervlakte- en grondwater in Europa van goede kwaliteit en kwantiteit is. Dat betekent in het geval van oppervlaktewater - rivieren en meren bijvoorbeeld - dat zowel de chemische kwaliteit (vervuilende stoffen in het water) als de ecologische kwaliteit (goede omstandigheden voor planten, vissen en kleine organismen) op orde moet zijn. Grondwater moet niet alleen schoon zijn, maar ook voldoende beschikbaar (de kwantiteit).
Een belangrijk begrip in de KRW is het zogeheten one-out-all-out-principe: de waterkwaliteit krijgt pas het predicaat ‘goed’ als alle aspecten - chemie, ecologie, biologie - in orde zijn. In Nederland is dat bij minder dan één procent van de wateren het geval.
De grote boosdoeners zijn duidelijk te zien op de website van het Compendium voor de Leefomgeving. Meer dan negentig procent van het water bevat te veel chemische stoffen en ook is de ecologische staat van de meeste wateren matig. Hierdoor verbetert de biologie - de verscheidenheid aan vissen, algen, planten en kleine organismen - heel erg langzaam.
Dat komt met name door vervuiling met stikstof en fosfor, afkomstig uit de landbouw en uit het riool. Van de Nederlandse KRW-wateren voldoet slechts 55% aan de normen voor deze voedingsstoffen (ook wel nutriënten genoemd).
Meststoffen
“Die nutriëntdoelen zijn erop gericht dat in de Nederlandse wateren de planten en dieren kunnen voorkomen die er van nature thuishoren. Het halen van die normen is dus een belangrijke voorwaarde voor het halen van onze biologische doelen”, legt Frank van Gaalen uit. Hij is onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving en mede-auteur van de Nationale Analyse Waterkwaliteit. Dat rapport uit 2021 schetst een somber beeld van onze voortgang. Zelfs als álle plannen en maatregelen om de vervuiling terug te dringen slagen, haalt nog altijd zo’n dertig à veertig procent van de Nederlandse wateren de KRW-doelen voor respectievelijk stikstof en fosfor niet.
Van Gaalen: “Op dit moment wordt in tien procent van de wateren de biologische doelen gehaald en is de ecologische waterkwaliteit - de eindscore op alle KRW-doelen - in Nederland bijna overal matig tot slecht.”
Komt dat nu omdat we zo vies zijn of hebben we de lat te hoog gelegd? Volgens BBB schiet Nederland zichzelf in de voet, omdat we hier veel strengere eisen stellen aan onze waterkwaliteit dan andere lidstaten.
Klopt dit? We leggen het voor aan Marloes van der Kamp, adviseur aquatische ecologie en waterkwaliteit bij advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos. Van der Kamp was betrokken bij de Nederlandse implementatie van de Europese waterregels. Haar vakgroep schreef recent in opdracht van Natuurmonumenten een kritisch rapport over de trage voortgang bij het halen van de KRW-doelen. Als Nederland niet snel verbetering boekt, dreigen niet alleen Brusselse boetes maar ook nieuwe juridische procedures. Burgers, maar ook milieugroeperingen kunnen bij de rechter vergunningen aanvechten van bedrijven die het water vervuilen.
Doelen versus normen
Om de stelling van BBB te beoordelen is het volgens van der Kamp belangrijk om een onderscheid te maken tussen normen en doelen. Voor chemische vervuiling schrijft Brussel wel degelijk universele normen voor en lidstaten mogen daar ook niet van afwijken. Duitsland kan dus niet meer gevaarlijke stoffen (kwik bijvoorbeeld) in het water toestaan dan Nederland doet.
Voor de ecologische waterkwaliteit mogen lidstaten zelf de doelen bepalen en daarvan afgeleide normen voor specifieke stoffen. “De gedachte daarachter is dat ieder watersysteem anders functioneert. Sommige gronden zijn van nature al heel voedingsrijk, waardoor het water er ook meer voedingsstoffen bevat. Als je bijvoorbeeld één norm voor stikstof zou hanteren, dan betekent dat voor het ene systeem een overbelasting, voor het andere systeem mogelijk weer een onderbelasting.” De KRW houdt daar rekening mee door lidstaten zelf de mogelijkheid te geven ecologische doelen op te stellen die passen bij die natuurlijke staat en ook bij de functie van het watersysteem. “Nederland heeft als dichtbevolkt land bijvoorbeeld veel ‘kunstmatig’ of ‘sterk veranderd water’, waarvoor lagere ecologische doelen gelden dan bijvoorbeeld in Finland, dat juist veel natuurlijke watersystemen heeft.”
Toezicht op waterkwaliteit
Die bewegingsvrijheid is niet onbeperkt, benadrukken Van der Kamp en PBL-onderzoeker Van Gaalen. Alle lidstaten moeten dezelfde methode gebruiken om per beschermd waterlichaam ecologische doelen te bepalen en op basis daarvan maximale concentraties van bepaalde stoffen. De Europese Commissie ziet erop toe dat lidstaten die onderling afstemmen zodat ze onderling vergelijkbaar zijn: goede waterkwaliteit moet in België hetzelfde betekenen als in Nederland. Intercalibratie noem je dat.
Van Gaalen: “Op basis daarvan is een aantal normen voor nutriënten in Nederland te soepel bevonden, die moesten worden bijgesteld naar een strengere norm.”
De Nederlandse stikstofnorm voor stromende wateren in vergelijking met enkele andere lidstaten. Op last van de EC is die bijgesteld van 4 mg per liter naar 2,3 of 2,5 (afhankelijk van het watertype). Die norm is vergelijkbaar met die van de Baltische staten, maar soepeler dan Spanje en Finland. Máár, die landen hebben ook zwaardere ecologische doelen, omdat ze meer 'natuurlijke' wateren hebben. Dat maakt het vergelijken van normen in termen van 'streng' versus 'soepel' ingewikkeld. Bron: Vergelijking KRW-normen Nederland en buurlanden, 2022
Je kunt dus niet stellen dat Nederland veel strengere normen voor waterkwaliteit hanteert dan andere Europese lidstaten, hoogstens dat landen onderling verschillen als het gaat om de ecologische doelen die ze aan watersystemen koppelen. Nederland zit met z’n ecologische doelen ergens in de middenmoot, maar we zijn hekkensluiter als het gaat om het hálen van die doelen.
Soepele Vlaamse normen
Maar toch…Hoe gering ook, er kunnen dus normverschillen bestaan tussen landen die samen verantwoordelijk zijn voor het beheer van gedeelde wateren, zoals de Maas, Rijn en Schelde. Maken soepeler normen stroomopwaarts onze eigen KRW-doelen onhaalbaar, zoals BBB in haar verkiezingsprogramma suggereert?
Naar aanleiding van een motie van BBB en SGP is onlangs nog zeer gedetailleerd gekeken naar mogelijke verschillen tussen Nederlandse, Belgische en Duitse normen voor waterkwaliteit. Die zijn er, maar klein. Duitsland hanteert bijvoorbeeld voor fosfor een maximale concentratie van 0,11 mg per liter, waar Nederland een bovengrens van 0,10 mg per liter aanhoudt. Voor stikstof is een directe vergelijking lastiger, omdat de Duitse methode iets afwijkt van de Nederlandse. Omgerekend zijn die verschillen echter minimaal.
De normverschillen tussen Nederland en België zijn iets groter. Vlaanderen hanteert in de meeste grensoverschrijdende (stromende) wateren een stikstofnorm van maximaal 4 mg per liter, waar Nederland 2,3 mg per liter aanhoudt. Dat verschil is - opvallend genoeg - onze eigen schuld. De Vlamingen hebben hun normen namelijk ooit gebaseerd op de Nederlandse KRW-indeling. En Nederland is vergeten door te geven dat die van de Europese Commissie strenger moest. De onderzoekers in het rapport over normverschillen: “Vlaanderen heeft de nutriëntnormen dus niet aangepast, zodat ze nu afwijken en soepeler zijn dan de Nederlandse normen.”
Rivieren hier viezer dan over de grens
We vragen het na bij de Vlaamse en Nederlandse autoriteiten. Beide zeggen dat de verschillen inmiddels zijn aangekaart, onder meer in de Internationale Scheldecommissie. Het is nu aan de Vlamingen om actie te ondernemen, aldus een woordvoerder van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu. “Het is in Europa zo geregeld dat nutriëntennormen een nationale keuze zijn. Wel is afgesproken dat normen voor meststoffen de biologie moeten ondersteunen: die biologie is bepalend en die is dan weer wél Europees geharmoniseerd. Ook is afgesproken dat bovenstroomse landen rekening moeten houden met benedenstroomse doelen.”
Volgens onderzoekers Van Gaalen en Van der Kamp is het ook niet zo dat we onze vervuiling alleen importeren. Sterker: rivierwater uit de Rijn en Maas is bij de grens nu een stuk schoner dan vroeger en wordt tegenwoordig ook gebruikt om het zoutgehalte in polders te verlagen. Een onbedoeld neveneffect van dit ‘spoelen’ is dat vervuiling in de regionale wateren verdunt. Verder stroomafwaarts verslechtert de waterkwaliteit van rivieren, legt Van de Kamp uit. “Het water van de Rijn is bij uitmonding in de Noordzee voor sommige stoffen viezer dan bij aankomst in Nederland.”
Beoordeling
De stelling van de BBB, dat Nederland zichzelf ‘de strengste eisen heeft opgelegd’ voor de waterkwaliteit is onwaar. Voor vervuiling met chemische stoffen zijn de eisen in alle lidstaten gelijk. Voor ecologische vervuiling (met bijvoorbeeld stikstof en fosfor) mogen lidstaten zelf doelen stellen, daarom kunnen deze onderling verschillen. Uit vergelijkingen met omliggende landen - voor zover mogelijk - blijkt niet dat Nederland veel strengere normen voor vervuilende stoffen hanteert. Bovendien ziet de Europese Commissie erop toe dat lidstaten voor vergelijkbare wateren,vergelijkbare doelen stellen.
Reactie BBB
We hebben BBB meermaals gevraagd om een reactie op deze factcheck, maar hebben geen antwoord gekregen.