Drastisch versimpelen is al jaren een onvervulde wens in de jeugdzorg. Maar op sommige plekken is het toch gelukt. We gaan langs bij een Limburgse gemeente die afscheid nam van wantrouwen, controledrift en bureaucratie. “Ik ga er niet vanuit dat mensen lopen te lanterfanten. Die doen gewoon de goede dingen.”
Han Goes begint te lachen als hij ons ziet. “Je hebt ‘m bij, de beroemde!” Hij doelt op de paarse krokodil die Teun onder zijn arm draagt. Het opblaasdier staat sinds een populair reclamespotje van een verzekeraar bekend als hét symbool voor papieren rompslomp. Ruim twintig jaar later dient de krokodil als metafoor in de strijd tegen onnodige bureaucratie in de jeugdzorg. “Wij hebben ‘m niet meer hoor!”, roept Han ons na.
Voor ons onderzoek naar paarse krokodillen in de jeugdzorg zijn we op bezoek bij de gemeente Peel en Maas. De gemeente in het noorden van Limburg wordt op de website van [Ont]regel de zorg, een initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, geëtaleerd als een van de vijf schoolvoorbeelden van gemeenten die het jeugdzorgsysteem succesvol hebben versimpeld. Minder regels, minder formulieren, meer tijd voor de zorg. Dat is het doel. Toch wil dit op de meeste plekken in het land nog niet lukken. Wat is het geheim van het succes van de gemeente Peel en Maas?
De wei in
Het is hier niet altijd zo regelarm geweest, vertelt Han, kartrekker van de pilot Hendig. “Toen ik hier net bij de gemeente kwam werken zag ik gezinscoaches (die in dienst zijn van de gemeente, red.) de hele dag ploeteren met productcodes en bakkeleien met gecontracteerde zorgaanbieders over of het nou 3A of 3B moest zijn.” Aan beide kanten zat goedgeschoold zorgpersoneel urenlang met de neus in de papieren om de financiering te regelen, en dan was de zorg nog niet eens begonnen. Zo kan het toch niet bedoeld zijn, dacht Han: "Die gezinscoaches moeten de wei in, bij de gezinnen zijn."
Dat moet anders, en beter. Han roept alle jeugdzorgaanbieders in de regio op om samen met de gemeente tot een ‘hendiger’ (dat is dialect voor handiger) en efficiënter systeem te komen. Gezinscoaches van de gemeente moeten achter hun bureau vandaan komen, jeugdwerkers van zorgaanbieders moeten vrijer hun werk kunnen doen en – het allerbelangrijkst – gezinnen moeten sneller geholpen worden. Want laten we niet vergeten: “Het is allemaal zorggeld dat aan de jeugd besteed hoort te worden, en niet aan al die full-timers die bezig zijn met codes”, benadrukt hij.
Samen met een club ontevreden jeugdwerkers en gezinscoaches bedenkt Han de pilot Hendig. “We hebben bijna alle administratie, productcodes, toegangs-bureaucratie en controle overbodig verklaard”, legt hij ons uit. De kern: vertrouwen in de expertise van professionals. “Al die regels zijn gemaakt om te controleren, maar dat helpt de bedoeling niet. De bedoeling is dat gezinnen snel en goed geholpen worden.” Waar jeugdzorgmedewerkers tot voorheen iedere minuut van hun werkdag moesten administreren en verantwoorden aan de gemeente die de geldpot beheert, zo vrijgelaten worden ze nu. “Ik ga er niet vanuit dat mensen lopen te lanterfanten. Die doen gewoon de goede dingen.”
Om tafel
Maar hoe houd je als gemeente dan grip op waar al het geld naartoe gaat? Controle is er heus nog wel, vertelt Han, maar minder vanuit de ‘ivoren toren’ van de gemeente. De grootste verandering in de pilot Hendig is dat gemeente en zorgaanbieders (“wij noemen ze liever professionals”) samen bepalen waar iedere jeugdzorgeuro aan wordt uitgegeven. “Aan het begin van een traject zitten we altijd samen met gezin, gezinscoach van de gemeente en verschillende jeugdprofessionals met expertise op het vlak van de hulpvraag om tafel tijdens een fysiek matchingsgesprek.” De hoofdvraag: wie kan dit gezin het beste en het snelste helpen. “Het voordeel hiervan is dat we allemaal gezamenlijk verantwoordelijk worden voor die euro die we maar één keer kunnen uitgeven”, vertelt Han. "We gooien het budget als het ware op tafel en zijn daar transparant over."
Het belangrijkst vind ik dat we die jongere niet met een ambulance naar de crisisdienst hebben hoeven brengen.
Een voorbeeld. “Een aantal weken geleden hadden wij te maken met een zwaar suïcidale jongere”, vertelt Han. “Op woensdag meldde het gezin zich via de huisarts bij onze gezinscoach, op donderdag zaten we met z’n allen om tafel.” De wachttijd voor specialistische hulp bij een psychiater bleek ruim drie maanden te duren. “Veel te lang voor een jongere in nood. Dus toen hebben we met z’n allen gekeken wat er in de tussentijd wél kan. Iemand van een andere instelling met verstand van opvoedkunde is het gezin toen vanaf dag 1 gaan helpen om de wachttijd te overbruggen. De huisarts en psychiater bleven betrokken als hulplijn, want die voelde zich ook verantwoordelijk voor de lange wachtlijst, en ook de gezinscoach van de gemeente bleef erbij. Zo zijn we toen gaan samenwerken en hebben we deze jongen toch snel kunnen helpen.”
Soms moet je buiten de lijntjes durven te kleuren, vindt Han. “Het belangrijkst vind ik dat we die jongere niet met een ambulance naar de crisisdienst hebben hoeven brengen.”