Ouders die in vechtscheiding liggen komen er onderling vaak niet meer uit. En jeugdzorginstanties zijn niet in staat om het tij te keren, blijkt uit een kritisch advies aan minister Dekker voor Rechtsbescherming. Het oplopende conflict kan leiden tot ouderverstoting, waarbij het kind het contact met één van de ouders volledig verliest. Het systeem moet op de schop, zegt het Expertteam Ouderverstoting in het advies. Pointer sprak met twee leden van dit team: familierechter Cees van Leuven en Louis Tavecchio, emeritus hoogleraar Pedagogiek.
Volgens de cijfers zouden zo’n 70.000 stellen met minderjarige kinderen jaarlijks uit elkaar gaan. 20 procent van de volwassen kinderen heeft na de scheiding geen contact meer met hun vader en 5 procent ziet hun moeder niet meer. Het gaat om duizenden kinderen per jaar.
Hoe kan zo’n complexe scheiding uiteindelijk leiden tot ouderverstoting, waarbij de kinderen één van de ouders niet meer willen zien?
Tavecchio: “De eerste tekenen van die ouderverstoting zijn soms lastig te zien. Maar het kan dat één van de ouders na de scheiding opeens niet meer op de kinderopvang of school te zien is. Dat die ouder langzaam uit het zicht verdwijnt. Of dat er alleen nog negatief over die ouder wordt gepraat. Dat zijn wel belangrijke signalen dat het fout gaat.”
Maar niet iedereen die gaat scheiden komt in een vechtscheiding terecht.
Van Leuven: “Nee, maar als familierechter zie ik bij complexe scheidingen wel belangrijke overeenkomsten. Er zijn moeders die zeggen: ‘Dit kind is van mij.’ Zo’n vader kan dan nog tijdje meelopen in de relatie, maar bij scheiding leidt dit vaak tot ouderverstoting. Die vader is niet meer nodig volgens de moeder. En je ziet het ook bij mensen die al forse communicatieconflicten hebben in hun relatie. Dat gaat dan na de scheiding door. Een kind komt dan in een loyaliteitsconflict terecht en voelt zich verplicht partij te kiezen. En ik zie als familierechter ook ouders die last hebben van een contactstoornis. Als die stoornis niet wordt behandeld leidt dat vaak tot ouderverstoting.”
Kinderen vragen zich op latere leeftijd af of ze zélf wel kinderen moeten krijgen. Ze zijn belast door de ouderverstoting.
Wat zijn de gevolgen van deze ouderverstoting voor ouders en kinderen?
Tavecchio: ”We zien in onderzoek dat dit soort kinderen vaak last heeft van depressies en eenzaamheid. Vaak halen ze ook slechtere cijfers op school en voelen ze zich schuldig, terwijl ze helemaal niks aan die situatie tussen hun ouders kunnen doen.”
Van Leuven: “Ons Expertteam heeft ook veel volwassenen gesproken, die ouderverstoting als kind hebben meegemaakt. Die vinden het vaak moeilijker om relaties aan te gaan. En ze vragen zich op latere leeftijd af of ze zélf wel kinderen moeten krijgen. Ze zijn belast door de ouderverstoting.”
Tavecchio: “Verstoten vaders gaan in de maatschappij echt onderuit. Ze raken hun baan kwijt, hebben moeite met relaties en staan alleen in de wereld. Door dat contactverlies met hun kinderen zijn ze vaak zwaar beschadigd. Overigens kan ouderverstoting ook moeders overkomen.”
In het rapport staat dat er sprake is van genderbias. Er is een negatieve houding bij hulpverleners en rechters ten opzichte van mannelijk gedrag. Vaders staan soms bij hulpverleners en rechters met 1-0 achter. Waaruit blijkt dat?
Tavecchio: “Die genderbias is zo overduidelijk aanwezig. Bij veel instanties als de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en Jeugdbescherming wordt de moeder gezien als belangrijkste opvoeder. Als er iets mis is kijkt men toch eerder naar de vader. Dat is de laatste jaren verbeterd, maar speelt nog steeds een rol. Bij beslissingen wordt er veel meer rekening gehouden met de moeder dan met de vader.”
Van Leuven: “Historisch gezien was de moeder ook vaak de hoofdopvoeder. Dat is inmiddels wel veranderd door de komst van het gezamenlijk gezag in 1998. De rol van vaders in de opvoeding is wel sterker geworden, maar er wordt nog vaak eerst gekeken naar de moeder.”
Jullie hebben ook gesproken met kinderen die een complexe scheiding hebben meegemaakt. Er wordt door hulpverleners en rechters wel met ze gepraat, maar niet altijd naar ze geluisterd.
Van Leuven: “Dat hebben we vaak gehoord. Daarom moeten hulpverleners die met deze kinderen praten ook echt goed getraind worden in ‘kindertaal’. Welke signalen geeft een kind af? Familierechters praten nu vlak voor een zitting met kinderen om daarna een beslissing te nemen over de omgangsregeling. Bij sommige familierechters ontbreekt de expertise om zo’n gesprek aan te gaan, met name in deze complexe zaken. Neem er de tijd voor en schakel een deskundige in om het gesprek samen te voeren.”
Een kind kan door zijn ouder gemanipuleerd zijn, maar het kan ook zijn dat het contact met de ouder altijd al slecht is geweest. Moet je een kind dan wel dwingen?
Tavecchio: ‘Dat is een stuk lastiger. Als die relatie slecht is en een moeder heeft daar geen aandeel in, spreken we niet van ouderverstoting. Overigens hoef je ook dan niet meteen op te geven. Je kunt die ouder ook leren om die relatie met het kind te herstellen.’
In jullie rapport staat dat ouderverstoting door jeugdzorginstanties vaak niet wordt herkend, laat wordt gesignaleerd, dat er te lichte hulp wordt ingezet. En vaak zijn er ook meerdere professionals naast of na elkaar aan het werk. Dat klinkt als forse kritiek.
Van Leuven: “We stellen vast dat het systeem niet werkt. Op alle fronten faalt. Dat moet anders. Er moet regie komen aan het begin van een complexe scheiding. Zodra er contactverlies met één van de ouders is moet er gelijk een rood lichtje gaan branden. Ouders moeten dan verplicht naar een ‘Scheidingsadviesteam’. Een team dat bestaat uit experts die kennis hebben over de dynamiek van ouderverstoting. Daar worden ze begeleid naar een oplossing. Op het moment dat een ouder zich daartegen verzet linea recta naar de rechter die een beslissing neemt.”
Nu hebben ouders vaak te maken met verschillende instanties. Daar willen jullie dus van af?
Tavecchio: “Er ligt bij dat Scheidingsadviesteam maar één dossier van het gezin. Daarin staat wat er speelt en wat de geschiedenis is van het gezin. Er ligt dus niet allerlei informatie bij verschillende instanties zoals dat nu vaak het geval is. Bij dat team kunnen deskundigen op het gebied van ouderverstoting worden ingevlogen om advies te geven. Of een fiscalist als er problemen zijn met de verdeling van geld of alimentatie. Dit moet de versnippering – waar ouders gek van worden - tegengaan.’
Ouders klagen dat er veel te weinig aan waarheidsvinding wordt gedaan. Rapporten staan vol fouten. Valse meldingen worden klakkeloos overgenomen. Dat kan hele nadelige gevolgen hebben voor hun rol als ouder. Hebben ze een punt?
Van Leuven: “Ik worstel daar als familierechter zelf ook wel mee. Wie heeft er nou gelijk? Klopt het allemaal wel wat ik in de rechtszaal te horen krijg. Maar een betere waarheidsvinding hebben we wel onderstreept. Er moeten zoveel mogelijk feiten en omstandigheden bij elkaar worden gebracht om tot een zo objectief mogelijk oordeel van de situatie te komen. En dat kan, maar gebeurt nu nog onvoldoende.”
Wie nu bij de Jeugdbescherming terechtkomt wordt allerlei hulpprogramma’s aangeboden: Ouderschap Blijft, de SCHIP Methode, Kinderen uit de Knel. Bedoeld om ouders beter te laten communiceren en inzicht te geven in hun gedrag. Maar van sommige van die programma’s is wetenschappelijk niet aangetoond dat ze werken.
Van Leuven: “Deze programma’s hebben alleen zin als ouders nog enigszins contact hebben. Maar ze zijn veel te licht voor de gevallen van ouderverstoting. Bij contactverlies is er al iets ernstigers aan de hand. Dan helpt dit niet. Dan heb je een gedragswetenschapper nodig die weet wat er bij ouderverstoting speelt en hoe je daarmee om gaat.’
Maar er zijn ouders die gewoon niet mee willen werken. Wat kun je dan doen?
Tavecchio: “Dit kan ook niet op vrijwillige basis. In het geval van ouderverstoting moet je ouders verplichten om mee te werken. Dat klinkt hard, maar anders werkt dit niet. “
Maar je ziet in deze situaties toch vaak dat ouders zich niet laten dwingen. Wat dan?
Van Leuven: “Een ouder die het kind, ook na een duidelijke beslissing van de rechter, versterkt door een sanctie, niet meegeeft aan de andere ouder, krijgt binnen twee weken bezoek van een agent in burger. Die waarschuwt die ouder dat er een strafrechtelijke vervolging gaat komen als de kinderen worden weggehouden. Nu duurt het al heel lang voordat de rechter zo’n beslissing neemt. Zo’n besluit moet voortaan binnen een aantal maanden worden genomen om het contact zo snel mogelijk weer te herstellen. En in de uiterste gevallen dient er dan ook sneller te worden opgeschaald naar zwaardere sancties, met in de top: het strafrecht. Dan moet je denken aan een boete of zelfs een gevangenisstraf.”
Even nog over de rol van de politie. Die klagen nu al over hun uitgebreide takenpakket.
Tavecchio: ‘Wij denken dat het juist tijd en mankracht gaat schelen. Nu zie je veel wanhopige ouders naar het bureau komen om daar aangifte te doen als ze de kinderen niet meekrijgen. Dat moet volgens ons voortaan via het Scheidingsadviesteam gaan. Daar komt een klacht binnen en zij schakelen, waar echt nodig, de politie in. Die agent moet overigens hier wel speciaal voor zijn opgeleid. We zien dat de kennis over ouderschapsverstoting nu bij de politie ontbreekt.”
Het hele systeem moet dus op de schop. Hoe groot is eigenlijk de kans dat de minister dit allemaal overneemt?
Van Leuven: “Alles staat en valt met de komst van het Scheidingsadviesteam. Daar moet straks alles samenkomen. Dat vereist wel een verandering van het systeem. Maar ik ben wel positief. Ik heb gezien dat ouders bij passende druk kunnen gaan aansluiten. Misschien helpt mijn eigen geschiedenis daarbij. Mijn ouders zijn nooit gescheiden, maar die waren wel diepongelukkig met elkaar. Toen ik jong was dacht ik in mijn bed vaak: wat zou ik willen dat ze gelukkiger waren! Toen was ik machteloos. Nu lijkt die ervaring in mijn werk altijd mijn drijfveer te zijn geweest ouders en hun kinderen gelukkiger zien. Met dit rapport ligt er een kans om dat voor sommige gebroken gezinnen weer iets dichterbij te brengen. Want ouders en kinderen redden het niet alleen.”