Bestrijdingsmiddelen zijn overal. In de lucht, in de bodem, op onze groenten en fruit. Mensen die naast een akker wonen maken zich grote zorgen over hoe de middelen zich verzamelen in hun huis én in hun lichaam. “Soms druipen de bestrijdingsmiddelen van de ramen.”
Aan het einde van een doodlopend landweggetje in de Zeeuwse 's Gravenpolder staat het huis van Chris Bal, omringd door fruitboomgaarden. Op nog geen meter afstand van zijn keukenraam begint de eerste rij bomen, als hij zijn hand ver genoeg uitstrekt kan hij een peer plukken.
Toch ervaart Bal zijn landelijke uitzicht niet als rustgevend. Dat komt door de witte nevels van bestrijdingsmiddelen waarmee de teler het fruit bedekt – zo’n dertig keer per jaar. Hij haalt een vinger over zijn raam. “Soms druipen de bestrijdingsmiddelen ervan af.”
Elke keer als de buurman begint te spuiten, bekruipt Bal hetzelfde angstaanjagende gevoel: wat doet dit met mijn gezondheid?
In de dertig jaar dat Bal hier woont, heeft hij alle kieren in zijn huis dichtgekit. Purschuim vult elk hoekje. Hij heeft de ramen die grenzen aan de boomgaard weggehaald, alleen zijn keukenraam is over. Zijn kippenhok –met haan Kareltje– heeft hij opgedoekt en zijn moestuin omgeploegd. Alles om te voorkomen dat de chemische stoffen zijn huis binnenkomen. De gedachte om simpelweg te verhuizen is verleidelijk, toch weigert hij. “Ik wil me niet laten wegjagen.”
Bal is niet de enige. 2,2 miljoen Nederlanders wonen binnen 250 meter van een agrarisch veld, waardoor bestrijdingsmiddelen zich in hun huis verzamelen. Onderzoekers waarschuwen dat er onvoldoende zicht is op de gezondheidsrisico’s van omwonenden, toch blijft beleid uit.
Bestrijdingsmiddelen, een ongelijke strijd
Een luier met bestrijdingsmiddelen
In Nederland worden jaarlijks miljoenen kilo’s aan chemische stoffen voor bestrijdingsmiddelen gebruikt. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (ctgb) test aan de hand van Europese eisen of een nieuw middel veilig genoeg is om op de markt te brengen.
Of deze eisen strikt genoeg zijn, blijft de vraag, volgens Pesticide Action Network (PAN), een internationale organisatie die zich inzet om het gebruik van schadelijke bestrijdingsmiddelen terug te dringen. “Er is in de toelating van de middelen ontzettend weinig aandacht voor omwonenden”, zegt Hans Muilerman, coördinator chemicaliën van de actiegroep. “In Nederland is er een ijzeren driehoek: je hebt als eerste de VVD en het CDA, daarnaast de agrarische industrie en het Ministerie van Landbouw. Die drie vormen samen het beleid en maken het onmogelijk om verandering te realiseren.”
Na aandringen van de Gezondheidsraad startte het RIVM in 2018 een grootschalig onderzoek onder omwonenden en boeren naar de gezondheidsrisico’s van bestrijdingsmiddelen. Op alle plekken rondom het huis werden monsters afgenomen: van de deurmat tot de moestuin, van de bodem tot de lucht. Meer dan duizend urinemonsters werden geanalyseerd.
Wat blijkt? Bestrijdingsmiddelen zijn overal, zelfs in de luiers van baby's. Daarmee bewijst het onderzoek dat bestrijdingsmiddelen niet op de akker blijven. Rond de huizen van omwonenden zijn de concentraties van bestrijdingsmiddelen in de lucht tien keer hoger dan bij huizen verder weg.
Roel Vermeulen, hoogleraar milieu-epidemiologie aan de Universiteit Utrecht, was betrokken bij het onderzoek. Hij zag dat verdamping een grote rol speelde. “De bestrijdingsmiddelen komen terecht in de lucht en worden meegenomen met de wind waardoor ze zich verplaatsen tot op honderden meters van de akker.” Bestrijdingsmiddelen werden ook teruggevonden in huisstof. “De middelen hechten zich aan stofdeeltjes en stapelen binnenshuis op.”
Na verschijning van het rapport, blijven de alarmbellen uit: de gevonden concentraties zijn laag en onder de risicogrens.
De reacties zijn gemengd. Volgens omwonenden laat het rapport zien hoe schrijnend hun situatie is. Volgens de agrarische sector toont hetzelfde rapport dat er niks aan de hand is.
Een cocktail van chemische stoffen
Niemand weet precies wat de gezondheidsrisico's zijn van deze cocktail van bestrijdingsmiddelen, zegt Violette Geissen, hoogleraar bodemdegradatie en landgebruik aan Wageningen Universiteit. “We weten dat deze stoffen kankerverwekkende, neurotoxische of hormoonontregelende eigenschappen kunnen hebben. Maar welke werking ze precies hebben in het lichaam? Dat weet niemand.”
“Ons onderzoek laat zien dat mengsels van bestrijdingsmiddelen in het milieu en de mens de norm zijn en niet de uitzondering. In huisstof worden soms meer dan honderd residuen in één huis gevonden”, zegt Geissen, die leidinggeeft aan SPRINT, een grootschalig Europees onderzoek naar de effecten van bestrijdingsmiddelen. “Hoe de middelen zich vervolgens opstapelen in onze longen, darmen of hersenen, blijft onduidelijk. Toch blijven we ze gebruiken.”
De hoogleraar pleit voor het voorzorgsprincipe: weet je niet zeker of een middel veilig is? Verkoop het dan niet. Nu geldt volgens haar het tegenovergestelde. “Als je een auto op de markt brengt moet de producent zeker weten dat hij kan remmen. Bij pesticiden geldt: ook al werkt de rem niet, mag het toch verkocht worden.”
Vruchtboomkanker
Maar boeren spuiten niet voor de lol. Fruitteler Erik van Haarlem beent door zijn boomgaarden in het hartje van de Betuwe op zoek naar een van zijn grootste vijanden: vruchtboomkanker. De schimmelziekte laat zijn peren niet goed groeien. “Kijk, hier!” roept hij tussen de bladeren. Van Haarlem breekt een tak af en haalt zijn vinger langs een gehavend stuk.
Door de kleine winstmarges is er grote druk bij telers om te zorgen voor een perfecte oogst. Elk stuk fruit moet onnatuurlijk glanzend, sappig en vlekkeloos ogen voor de consument. Anders willen de supermarkten het niet afnemen. “Als deze ziekte je bomen te pakken heeft, kun je je oogst wel vergeten”, zegt Van Haarlem met de tak in zijn hand. Bestrijdingsmiddelen zorgen voor een beschermend laagje op de boom, waardoor de schimmel geen schijn van kans maakt. “Daarom móet ik spuiten.”
25 inspecteurs
Of boeren en telers volgens de richtlijnen spuiten, moet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleren. Maar de toezichthouder kampt al jaren met capaciteitsproblemen. Slechts 25 inspecteurs houden toezicht op een sector met ruim 33.000 agrarische bedrijven.
Het capaciteitstekort is niet zonder risico’s, waarschuwt Deloitte in een rapport uit 2020. Uit het onderzoek, in opdracht van het ministerie van Landbouw, blijkt dat er onvoldoende toezicht is op de Nederlandse handel, import en toepassing van gewasbeschermingsmiddelen.
Proefkonijn
Froukje, niet haar echte naam omdat de discussie over bestrijdingsmiddelen in haar Friese dorp “gepolariseerd” is, heeft diverse keren een melding gedaan bij de NVWA. De eerste keer kwam gelijk een inspecteur die een boete uitdeelde aan de teler, omdat hij bestrijdingsmiddelen spoot bij een te hoge windkracht. Maar met de volgende meldingen werd volgens haar niks gedaan. “Toen ben ik er maar mee opgehouden.”
Zelf zegt de toezichthouder iedere melding te beoordelen. Hoe vaak de toezichthouder na een melding overgaat tot actie, blijft onduidelijk. Het meldpunt van de NVWA heeft tussen 2016 en 2018 zo’n 125 meldingen per jaar gekregen. Maar de afgelopen jaren loopt dit aantal op, bevestigt een woordvoerder. In 2020 ontvingen ze 352 meldingen.
Zelf is Froukje boerendochter. Ze snapt het perspectief van de boer als geen ander, maar weigert te geloven dat deze hoeveelheid bestrijdingsmiddelen nodig is. Sinds 2013 woont ze met haar man en hun twee jonge kinderen op het Friese platteland. Als een tractor langsrijdt die op vier meter afstand van de kinderwagen bestrijdingsmiddelen spuit, knapt er iets bij haar.
Vorig jaar publiceerde Unicef een rapport over de leefomgeving van kinderen in 39 landen. Nederland scoort slecht. De onderzoekers waarschuwen dat één op de twaalf Nederlandse kinderen wordt blootgesteld aan te hoge waarden van bestrijdingsmiddelen. Zelfs een minimale blootstelling kan leiden tot ADHD, ADD en autisme bij kinderen, waarschuwt het rapport.
Inmiddels is Froukje naar huizen in de buurt aan het kijken. De zoektocht ontmoedigt haar: op veel plekken in Friesland is hetzelfde aan de hand als in haar dorp. “Ik voel me murw gebeukt. Op een gegeven moment ben je klaar met de strijd”, vertelt ze. “In Nederland ben je proefkonijn totdat je kind leukemie krijgt.”
‘Tijd dringt’
Een compleet andere inrichting van de voedselketen is de enige oplossing, zegt hoogleraar Geissen. “Boeren verdienen niet zo veel per product, daarom draait alles om minimale kosten, maximale oogst en maximale winst. Terwijl supermarkten de prijs drukken. Daarom kan je niet simpelweg tegen een boer zeggen: spuit maar minder. We moeten toe naar een duurzamer landbouwsysteem. Het is tijd.”
Als het aankomt op de ontwikkeling van duurzame landbouw bungelt Nederland in Europa onderaan. Slechts 4 procent van de Nederlandse landbouw is biologisch. De Europese Commissie had als doel om vóór 2030 het gebruik van bestrijdingsmiddelen te halveren. Eind vorig jaar wist een succesvolle lobby van de industrie daar een stokje voor te steken en overtuigde de lidstaten dat meer onderzoek nodig is. Of van uitstel afstel komt, blijft onzeker.
Chris Bal vindt het onbegrijpelijk dat na al die jaren niks verandert, maar geeft de teler niet de schuld. “Wij moeten boeren niet opzadelen met de last om een perfect product te produceren, de consument is hier ook schuldig aan. Maar tot er iets verandert, blijft de omwonende een onvrijwillig proefpersoon.”
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (ctgb) schrijft in een reactie dat de Europese Voedsel- en Warenautoriteit (EFSA) bezig is om een toetsingskader te ontwikkelen wat betreft het effect van de combinaties van bestrijdingsmiddelen. Een woordvoerder van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laat weten dat er begrip is voor de zorgen van omwonenden maar benadrukt dat de lage concentraties van bestrijdingsmiddelen binnenshuis niet tot gezondheidsrisico’s hoeft te leiden. Het RIVM gaat aan de slag gaat met een “omvangrijk en meerjarig gezondheidsonderzoek” om “alles nog beter in kaart te brengen”.
Deze publicatie kwam mede tot stand door financiële steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en Stichting Lira Fonds.