Bewoners van verpleeghuizen zitten nog vaak (ongewild) achter gesloten deuren, ondanks dat ze volgens de wet wél recht hebben op bewegingsvrijheid en gewoon naar buiten mogen. Al jaren zet onderzoeker en gezondheidsjurist Brenda Frederiks (Amsterdam UMC) zich in voor de rechten van kwetsbare mensen met een verstandelijke beperking of dementie. Pointer legt haar 6 vragen voor over verpleeghuizen die hun deuren open hebben voor bewoners. Wat is de impact en wat zijn de obstakels?
Wat is het opendeurenbeleid precies?
“De afgelopen decennia is er in zorginstellingen een cultuur ontstaan die ervoor gezorgd heeft dat veel deuren in zorginstellingen dicht zijn, de bekende gesloten afdelingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een code op de deuren, deuren die soms zelfs helemaal zijn weggewerkt of ramen die niet open kunnen. Een opendeurenbeleid zorgt ervoor dat de bewoners in zorginstellingen juist weer meer vrijheden krijgen. Als een opendeurenbeleid goed is uitgevoerd, kunnen bewoners zich vrijer door een instelling bewegen, hebben ze meer regie over hun leven en kunnen ze ook makkelijker naar buiten.”
Zijn verpleeghuizen verplicht om de deuren voor al hun bewoners te openen?
“Ja, in principe wel. Tenzij er hele zwaarwegende redenen zijn om iemand in zijn bewegingsvrijheid te beperken. In de Nederlandse wet – ook gebaseerd op onze Grondwet en Europese verdragen- staat dat het een mensenrecht is om naar buiten te mogen gaan. Kort gezegd heb je dus gewoon recht op bewegingsvrijheid, ook als je in een zorginstelling woont.
Dat is altijd al zo geweest, maar met de Wet Zorg en Dwang die in 2020 in werking is getreden, is dat nu nog duidelijker omschreven. Volgens die wet mag je mensen geen ‘onvrijwillige zorg’ verlenen en daaronder verstaan we ook een ‘dichte deur’ omdat je daarmee iemands bewegingsvrijheid beperkt.
Het is overigens niet zo dat daardoor iedereen die in een zorginstelling woont zomaar naar buiten kan wandelen, maar er moet individueel goed gekeken worden wat iemand nog wel en niet kan. En er moet echt een zwaarwegende reden zijn om de vrijheid van iemand te beperken. Nu zien we nog te vaak dat de deur nog dicht is zonder dat daar goed naar gekeken is.” Ook is de deur vaak voor iedereen dicht, en zijn bewoners die nog goed ter been zijn daar de dupe van.
Wanneer kan je iemands vrijheden wel beperken?
“Dan moet je bijvoorbeeld denken aan iemand die echt een gevaar is voor het verkeer of voor zichzelf of voor iemand anders. Dat zijn redenen om iemand binnen te houden, maar zelfs dan moet er wel gekeken worden naar de alternatieven, ook dat staat in de wet. Misschien lukt het iemand namelijk om met wat oefening wél zelfstandig een rondje te lopen. Daarbij moet je als zorginstelling goed luisteren naar wat de bewoner wil en natuurlijk ook in overleg met de familie kijken naar de mogelijkheden. Die familie mag overigens niet verhinderen dat iemand naar buiten gaat, alleen maar omdat zij het als familie spannend vinden.”
“Soms gaat het ook om kleine dingen die al een groot verschil kunnen maken in het ervaren van vrijheid. Tijdens een les die ik gaf hoorde ik bijvoorbeeld een verhaal over een mevrouw die heel boos en verdrietig was in het verpleeghuis waar ze woonde. Alle ramen en deuren van haar eigen appartement zaten dicht, met beveiligingssloten. Op een gegeven moment kwam de verpleging erachter dat mevrouw al jarenlang de gewoonte had gehad om ’s ochtends buiten een kopje koffie te drinken. En doordat dat nu niet kon werd ze heel boos en verdrietig. Ze wilde gewoon niet met andere mensen binnen koffiedrinken, maar haar eigen gewoonte voortzetten. Toen dat door wat nieuwe afspraken wel kon, was al haar onrust weg.”
Klinkt allemaal mooi, maar er zijn ook grote personeelstekorten in de zorg. Levert dit niet juist veel meer werk op voor het zorgpersoneel?
“Ik vind dat zelf altijd een lastige, want het tekort aan personeel mag natuurlijk geen reden zijn om het niet te doen. En vormt ook niet een reden om beperkingen op mensenrechten te accepteren. Op een andere manier naar de zorg kijken kan bovendien ook veel tijd opleveren. Als je die deur namelijk standaard voor iedereen dichthoudt, verleen je eigenlijk iedereen automatisch onvrijwillige zorg. En dan moet je voor iedereen individueel in het zorgplan heel goed motiveren waarom zij niet naar buiten mogen. Als je het omkeert en die deur openzet, dan hoef je alleen voor de mensen voor wie het echt niet kan die overwegingen in kaart te brengen. Dat levert ook weer veel tijd op. Plus dat heel veel onrust wordt weggenomen, doordat mensen meer bewegingsruimte krijgen.”
Wie is er verantwoordelijk als het misgaat?
“Dat is een veel gehoorde vraag en daar zijn ook nog wel wat misverstanden over. Ik krijg wel eens vragen van medewerkers die zich afvragen: ‘Wat nou als het misgaat tijdens mijn dienst? Ben ik dan verantwoordelijk?’ Maar het is niet zo dat een individuele zorgmedewerker of arts verantwoordelijk is omdat zij toevallig dienst hebben. De zorginstelling als geheel is verantwoordelijk, ook omdat je de beoordeling over de zorg maakt in een multidisciplinair team. Dus met verpleging, arts, fysiotherapeut etc. Het is – ook om de zorgen van individuele zorgmedewerkers weg te nemen – daarom wel heel belangrijk om als zorgorganisatie een duidelijke visie te hebben en hier ook goede afspraken over te maken met elkaar.
Wat overigens niet mag – en dat zie ik ook nog wel eens gebeuren – is dat zorginstellingen de verantwoordelijkheden voor het opendeurenbeleid bij de familie neerleggen. Dat ze hen bijvoorbeeld een contract laten tekenen en zeggen: ‘Kom jij maar naar je vader of moeder zoeken als er hier iets misgaat.’ Het is natuurlijk wel mooi - zeker met tekort aan personeel nu - dat je gezamenlijk daar afspraken over maakt, maar je kan familie daar niet verantwoordelijk voor maken. Want als iemand eenmaal in een verpleeghuis zit, ben je als zorginstelling 24 uur verantwoordelijk voor die bewoner.”
Wat moet je doen als je denkt dat je naaste onterecht achter een gesloten deur zit?
“Sinds een aantal jaar heb je als kwetsbare cliënt met bijvoorbeeld Korsakov, dementie of een verstandelijke beperking recht op een zogenoemde cliëntenvertrouwenspersoon Wet Zorg en Dwang. Dat is een vertrouwenspersoon die niet in dienst is van de instelling en die je kan helpen om in gesprek te gaan met de zorginstelling over dingen als bewegingsvrijheid. Als dat niet helpt kan je ook terecht bij de landelijke Klachtencommissie Onvrijwillige Zorg. Ik herinner mij een zaak waar familie een klacht indiende over het feit dat hun naaste geen pasje kreeg voor de lift, terwijl diegene prima zelfstandig naar buiten kon. Die heeft 6 of 7 maanden moeten wachten op een pasje. De klachtencommissie kan dan besluiten dat je wel naar buiten mag.” Een cliëntenvertrouwenspersoon kan helpen met het indienen van een klacht bij deze commissie. De commissie moet dan binnen 2 weken uitspraak doen.
Bekijk hieronder onze uitzending met Brenda Frederiks (Amsterdam UMC):