De overheid weet al sinds 2014 dat de toelating van emissiearme stallen niet deugt. Nu zitten duizenden boeren met een stal die veel meer uitstoot dan beloofd. Verleende vergunningen dreigen in gevaar te komen. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Bij de bouw van een nieuwe stal zijn melkveehouders sinds 2015 verplicht emissiearme vloeren aan te leggen om de ammoniakuitstoot te verlagen. De vloeren zijn zo ontworpen dat ze de mest zo snel mogelijk afsluiten van de buitenlucht om ammoniakuitstoot te voorkomen, of scheiden poep en plas om de vorming van ammoniak tegen te gaan. Dat is althans de theorie.
Om de stikstofreductie vast te stellen worden in minder dan een handvol proefstallen metingen verricht. Hier komt een verwachte stikstofuitstoot per koe uit, wat de emissiefactor wordt genoemd. Sommige stalsystemen zouden, volgens deze metingen, de stikstofuitstoot met de helft verminderen. Zo konden melkveehouders (in theorie) met de duurste emissiearme stalvloeren jarenlang rekenen met 6 tot 7kg ammoniakuitstoot per koe per jaar, in plaats van 13kg bij ouderwetse roostervloeren. Doordat zij op papier hun uitstoot reduceerden kwam er ruimte vrij om meer dieren te houden. Dat is ook te zien in de vergunningen: sinds 2017 kunnen Brabantse boeren met nieuwe moderne stallen gemiddeld 28 volwassen melkkoeien extra houden.
Een recente studie van de Wageningen Universiteit toont nu onomstotelijk aan dat emissiearme vloeren in de praktijk niet beter presteren dan de ouderwetse vloer. Zij halen de beloofde reductie bij lange na niet. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat Pointer weten alle 19 onderzochte emissiearme melkveevloeren mogelijk naar 13kg te brengen.
Met behulp van vergunnig-gegevens uit de Kern Registratie Dierverblijven berekende Pointer het verschil aan stikstofuitstoot door alleen vergunde Brabantse melkkoeien (Brabant geeft als enige provincie aan een actueel milieuvergunningen-bestand bij te houden). Na analyse blijkt dan dat de Brabantse melkvee 600.000 kg ammoniak meer uitstoot dan tot nu toe gedacht. Dit komt neer op bijna 50.000 koeien per jaar.
Gevolgen voor boeren
In de praktijk stoten veel boeren door deze ineffectieve vloeren dus veel meer uit dan waar bij de vergunningaanvraag vanuit is gegaan. Johan Vollenbroek van milieuorganisatie MOB laat Pointer weten daarom te studeren op nieuwe handhavingsverzoeken. De provincie zou via de rechter gedwongen kunnen worden om natuurvergunningen in te trekken als zij niet kan motiveren dat zij op een andere manier de natuurdoelen weet te halen. Bijvoorbeeld wanneer het uitkopen van piekbelasters niet werkt. "In de Wet natuurbescherming staat dat onder voorwaarden natuurvergunningen moeten worden ingetrokken als blijkt dat er sprake zou kunnen zijn van een aantasting van Natura 2000-gebieden," zegt universitair hoofddocent omgevingsrecht Ralph Frins.
Uit een rondgang van Pointer blijkt dat er ook een groep van meer dan 500 veehouders is met een zogenoemde ‘positieve weigering’. Het gaat daarbij om het totaal van alle provincies behalve Gelderland en Zuid-Holland, die geen cijfers aanleverden. Deze veehouders waren volgens provincies niet vergunningplichtig omdat zij met een nieuw emissiearm stalsysteem niet méér stikstof zouden uitstoten dan voorheen, ook niet bij bedrijfsuitbreiding. Emissiefactoren van kippen- en varkensstallen worden tegen het licht gehouden, maar melkveehouders lopen op korte termijn het grootste risico. Omdat de uitstoot per koe op papier omlaag ging was er ruimte voor meer dieren zonder dat zij hun stikstofplafond (hun maximale stikstofuitstoot) zouden overschrijden. Nu de stalsystemen van melkveehouders niet blijken te werken overschrijden zij mogelijk toch hun stikstofplafond en zijn ze wel vergunningplichtig. Aangezien er nauwelijks nieuwe natuurvergunningen worden verleend wegens de stikstofproblematiek, kan deze groep tegen problemen oplopen.
Ministeries wisten al zo'n 10 jaar van onzekere emissiereducties
Dat de emissiearme stalvloeren in praktijk slechter werken dan in de proefstallen komt niet als een verrassing. Een opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat resulteerde in 2014 al in een kritisch rapport over de toelatingsprocedure van de emissiearme stalvloeren, waarin onder meer werd benadrukt dat de metingen met ‘forse onzekerheidsmarges’ waren omgeven. Hetzelfde lezen we terug in het meetprotocol uit 2013: Tussen bedrijven kunnen grote verschillen zijn in uitstoot, onder meer afhankelijk van hoe goed de vloer schoongehouden wordt en hoe lang de vloer er al ligt.
Als de vloeren maar even niet werken zoals ze moeten (...) Dan heb je veel meer problemen dan je opgelost hebt.
In 2019 schrikt Ogink van de resultaten van een groot praktijkonderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De emissiearme stallen blijken niet alleen slechter te presteren dan uit de proefmetingen blijkt, in sommige gevallen presteren ze zelfs slechter dan een traditionele stal.
In 2020 en 2022 worden opnieuw mankementen gesignaleerd in de toelatingsprocedure van stalvloeren en oplossingen aangedragen voor een beter toelatingssysteem. Ogink is dan inmiddels met collega’s uit Wageningen begonnen aan een herhaling van het CBS-onderzoek, maar pakt het gedetailleerder aan, met bedrijfsspecifieke gegevens over mest en uitstoot. Zijn onderzoek bevestigt eerder dit jaar onomstotelijk de conclusie van het CBS: de ‘emissiearme’ stalvloeren zijn verre van emissiearm. In de melkveehouderij werkt geen enkele emissiearme roostervloer. De uitstoot in de pluimveehouderij is een factor drie hoger en in de varkenshouderij werken luchtwassers 60% minder effectief dan gedacht. Voor alle diergroepen zijn aanpassingen van de wettelijke emissiefactoren aanstaande.
Ook wordt opnieuw beschreven dat fabrikant, adviesbureau en boer verantwoordelijk zijn voor de metingen in de proefstallen. Zij hebben alle drie een belang bij een zo laag mogelijke emissiefactor. Door dieren voorafgaand aan een meting bijvoorbeeld bepaald voer te geven of te wachten op gunstige weersomstandigheden kan de ammoniakemissie verlaagd worden tijdens de meting. Ook is het niet verplicht om de de momenten van meten van tevoren door te geven. Dit biedt de mogelijkheid om ongunstige metingen weg te laten.
Emotioneel een groot probleem
Ook na het vernietigende CBS-rapport uit 2019 bleven provincies natuurvergunningen verlenen. Dit terwijl daarvoor een strenge natuurtoets vereist is. Daarvoor mag er wetenschappelijk gezien geen twijfel bestaan of de schade aan de natuur niet toeneemt.
Ik vind dit echt een hele moeilijke situatie waarin we allemaal terechtgekomen zijn.
Ogink betreurt dat de emissiefactor voor de verlening van natuurvergunningen gebruikt is. In het meetprotocol dat hij schreef in 2013, staat namelijk dat de emissiefactor een gemiddelde is met een behoorlijke onzekerheidsmarge. Tussen bedrijven kunnen dus grote verschillen zijn in uitstoot, onder meer afhankelijk van hoe goed de vloer schoongehouden wordt en hoe lang de vloer er al ligt.
Ogink is duidelijk als hij met een afstandje de situatie beschouwt: "Ik vind dit echt een hele moeilijke situatie waarin we allemaal terechtgekomen zijn. Dit is voor heel veel mensen, en vooral ook voor boeren, emotioneel een enorm groot probleem."
In samenwerking met Omroep Brabant.
Kijk vanavond om 21:05 uur naar Pointer, Boeren met tovervloeren op NPO2