Ongehuwde moeders werden in de jaren ’60 en ’70 onder grote druk gezet of zelfs gedwongen om afstand van hun pasgeboren baby te doen. ‘Afstandsmoeders’ die toch voor hun eigen kind wilden zorgen werden daarbij tegengewerkt door de autoriteiten, zo blijkt uit onderzoek van Omroep Gelderland en Trouw.
De afstandsmoeders werden soms ook door de autoriteiten bewust voorgelogen. Het beeld past in een maatschappij waar ongetrouwde vrouwen met kinderen niet geaccepteerd werden. Daarom werden ongetrouwde, zwangere vrouwen vaak door maatschappelijk werk, de huisarts of hun familie naar zogeheten doorgangshuizen gestuurd.
Ongehuwd zwanger
Jenda Terpstra deed samen met Petra Vissers van Trouw voor Omroep Gelderland onderzoek naar afstandsmoeders en adoptie en legt de tijdsgeest uit: “Ongehuwd zwanger raken was gewoon een schande”, aldus Terpstra.
Eén van die tehuizen voor ongehuwde moeders was de Paulastichting in het Gelderse Oosterbeek. Daar konden ongetrouwde vrouwen bevallen, waarna ze vaak gestimuleerd werden zonder hun kind het tehuis te verlaten. Het kind werd vervolgens ter adoptie aangeboden. Tussen 1956 (invoering adoptiewet) en 1984 (legalisering abortus) deden er ruim 15.000 moeders afstand van hun kind ter adoptie.
In doorgangshuizen zoals die in Oosterbeek moest er meteen een keuze worden gemaakt. “Het was de bedoeling dat moeders voor de bevalling al hadden besloten of ze afstand zouden doen of niet”, legt Terpstra uit.
Mistgordijn
Als er afstand gedaan werd, volgde vaak opname in een pleeggezin tot er een officiële adoptie was. Wettelijk kon de moeder tot die officiële adoptie nog terugkomen op haar besluit, maar in de praktijk werd dat vaak moeilijk of zelfs onmogelijk gemaakt.
Zo besloot Trudy Scheele-Gertsen volgens haar dossier eerst tot afstand. Toen ze later terugkwam om haar zoon zelf te willen opvoeden kreeg ze nul op het rekest. Haar oorspronkelijke plan toen ze incheckte bij het tehuis van de Paula Stichting: “Ik ga daar bevallen en dan neem ik mijn kind mee.” Een onbegaanbare weg, volgens Scheele-Gertsen: “Er werd alleen maar over afstaan gesproken.” Haar volledige verhaal is hier te lezen.
Er waren verschillende manieren die organisaties gebruikte om ervoor te zorgen dat ongetrouwde moeder haar kind niet alsnog ophaalde. Zo lieten Raden voor de Kinderbescherming de moeder een ‘afstandsverklaring’ tekenen, terwijl die juridisch geen enkele waarde had. Veel moeders wisten dit niet.
Ook kregen sommige moeders te horen dat hun kind al in een pleeggezin zat, terwijl het kind nog in het tehuis verbleef. Ook blijkt uit het onderzoek van Omroep Gelderland en Trouw dat kinderen snel weggebracht werden als de biologische moeder zich meldde. Zo werd Hans van Rijssel vijf dagen voor zijn moeder hem zou ophalen uit een tehuis in Amersfoort naar een pleeggezin gebracht.
Gegevens gewist
Vanaf 1970 zijn cruciale gegevens van honderden en mogelijk meer dan duizend adoptiekinderen gewist. Dit maakt het moeilijk voor adoptiekinderen om de biologische ouders te vinden. Een uitspraak van de Raad van State (de hoogste bestuursrechter van ons land) besloot in 1970 dat de persoonskaart van geadopteerde kinderen mocht worden vernietigd. Gemeenten gebruikte tot 1994 zulke persoonskaarten om basisgegevens van inwoners zoals geboorteplaats en naam van de biologische ouders bij te houden.
Daarbij was het wel de bedoeling dat op de nieuwe persoonskaart altijd melding gemaakt moest worden dat het kind geadopteerd is. Met een geboorteakte zouden kinderen dan altijd nog op zoek naar hun biologische ouders kunnen.
Maar uit het onderzoek van Trouw en Omroep Gelderland blijkt nu dat drie jaar na de invoering van dit nieuwe beleid de adoptievermelding vaak is weggelaten. Ouders hadden weliswaar de wettelijke plicht kinderen te informeren, maar deden dat niet altijd. Een ander obstakel is dat de geboorteakte alleen opgevraagd kan worden in de gemeente waar men geboren is, informatie die ook niet altijd door adoptieouders verteld wordt. Sommige adoptiekinderen hebben daarom grote moeite hun biologische ouders op te sporen.
Veel leed
Het Verweij Jonker Instituut doet momenteel onderzoek naar adoptie, afstand en de rol van de staat daarbij. Terpstra: “Uiteindelijk kan je niet zeggen dat er een schuldige is. Maar er zijn wel duizenden kinderen en moeders die voor de rest van hun leven heel veel leed meedragen.”