Ongefundeerde aantijgingen en gebrekkig feitenonderzoek door jeugdzorginstanties kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor ouders en hun kinderen. Uit onderzoek van Pointer en Follow The Money blijkt dat het niet om incidenten gaat. En de ministeries van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijken hier al langer van op de hoogte te zijn. Die voerden de afgelopen jaren verschillende gesprekken met getroffen families. Toch is er weinig veranderd.
Eind november 2018. Een woensdag. Voor Anne en Tim een bijzondere dag. Ze worden op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verwacht voor een gesprek met topambtenaren van VWS en Justitie en Veiligheid over de gebeurtenissen rond hun uithuisgeplaatste nichtje. Bij het gesprek zijn ook de voormalige pleegouders van het meisje aanwezig. Zij hadden contact gezocht met minister Hugo de Jonge, waarna op uitnodiging van de minister het gesprek tot stand is gebracht.
Het gesprek op het ministerie voelt voor Anne en Tim als een erkenning, want het ministerie zegt graag te willen leren van hun situatie. Er is namelijk van alles fout gegaan in de jeugdzorgketen. Waarschuwingen dat de verblijfplaats van hun nichtje niet langer geheim was voor haar ouders, zijn door hulpverleners in de wind geslagen. En er staan pijnlijke fouten in de rapporten van Jeugdbescherming Brabant en de Raad voor de Kinderbescherming.
Geen hoor en wederhoor
En dus vertellen Anne en Tim samen met de pleegouders uitgebreid wat er is gebeurd. Dat de ouders van de baby zijn aangeklaagd op verdenking van mishandeling en dat het meisje daarna bij Anne en Tim is ondergebracht. Als dat steeds lastiger gaat, wordt hun nichtje verplaatst naar een pleeggezin op een geheim adres. Maar de ouders komen daar achter en ontvoeren na een aantal weken hun dochter naar Duitsland. Daar worden ze uiteindelijk gearresteerd en de baby slaapt diezelfde nacht weer bij haar pleegouders.
Maar in plaats dat het meisje bij haar pleegouders mag blijven of teruggaat naar Anne en Tim, beslist Jeugdbescherming Brabant anders. De baby wordt eerst in een crisispleeggezin geplaatst en vervolgens in een nieuw pleeggezin, waar ze nu nog steeds woont. Hun nichtje zou volgens de jeugdbescherming zowel bij Anne en Tim als bij de pleegouders ‘onveilig’ zijn, omdat de ouders dan zouden weten waar hun dochter zich bevindt.
Anne: “Dat was echt nergens op gebaseerd en heel pijnlijk om te lezen. De ouders zaten vast. Zelfs politie en recherche begrepen deze beslissing niet, want de ouders zouden tenminste 90 dagen in voorlopige hechtenis genomen worden. Er was dus geen veiligheidsdreiging, maar er is totaal geen hoor en wederhoor gepleegd. We stonden aan de zijlijn, waren geen gesprekspartner meer en voor andere perspectieven was geen enkele ruimte.” Het verhaal van Anne en Tim wordt later bevestigd door een kritisch evaluatierapport dat door een onafhankelijke commissie over de gang van zaken is opgesteld.
Of de ministeries ooit iets met dat kritische evaluatierapport hebben gedaan? Geen idee.
De topambtenaren horen het verhaal geïnteresseerd aan. Het gesprek loopt uit. Tim: “We hadden er een goed gevoel over. Er werd echt naar ons geluisterd. Ze bevestigden dat de situatie toch echt niet kon.” Na afloop wordt er nog wat heen en weer gemaild, onder andere over de samenvatting van het gesprek. De topambtenaren geven aan blij te zijn met de informatie en laten weten het ook bij de bewindspersonen neer te leggen. Daarna wordt het stil. Anne: ”We hebben nooit meer wat gehoord. Of de ministeries ooit iets met dat kritische evaluatierapport over Jeugdbescherming Brabant hebben gedaan? Geen idee.”
Anne en Tim zijn niet de enige die de afgelopen jaren een gesprek hadden met topambtenaren van VWS en V&J over misstanden in de jeugdzorg. Pointer en Follow The Money spraken de afgelopen week verschillende ouders die op het ministerie over fouten in hun rapporten hebben gesproken. Maar na deze gesprekken hoorden ze nooit meer iets van de topambtenaren terug.
Vorige week berichtte Pointer over de zaak van vader Vincent. Naar aanleiding van zijn gesprek op het ministerie gaf minister Grapperhaus van Justitie aan toenmalig topambtenaar Reinout Woittiez de opdracht om te kijken of er sprake is van een incident of dat dit vaker voorkomt. Woittiez stelt in het rapport ‘Incident of Patroon’ dat vele ‘tientallen en wellicht honderden gezinnen’ op basis van foutieve informatie onder toezicht werden gesteld of kinderen uit huis werden geplaatst. En net als bij de gesprekken met ouders, hoorde ook Woittiez nooit van het ministerie terug of ze iets met zijn bevindingen hadden gedaan.
Waarheidsvinding
De problemen van gebrekkig feitenonderzoek bij jeugdzorginstanties als Veilig Thuis, de Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming spelen al veel langer. Het is maart 2011 als oud-advocaat Peter Prinsen in het NRC-artikel ‘Of de beschuldiging waar is, doet er bij kinderrechter niet toe’, fel van leer trekt tegen de in zijn ogen onterechte beschuldigingen die in rapporten van jeugdzorginstanties opduiken en vergaande gevolgen voor ouders hebben.
“Aanleiding voor dat artikel was een zaak tegen een cliënt”, zegt Prinsen. “Een vader was door een valse melding bij Veilig Thuis het contact met zijn kind kwijtgeraakt. De rechter had op basis van foute informatie in rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming de dochter uit huis geplaatst. Het enige wat de instanties daarop zeiden was: We doen niet aan waarheidsvinding, terwijl die vader gewoon niet was gehoord en totaal niet naar de feiten was gekeken. De meningen van de instanties werden als feiten in de rapporten gepresenteerd.”
Nationale Ombudsman
Het artikel van Prinsen doet flink wat stof opwaaien en bereikt ook de Nationale Ombudsman. Die constateert in een rapport dat ‘de stelling van de Raad voor de Kinderbescherming of van Bureau Jeugdzorg dat er niet aan waarheidsvinding wordt gedaan, geen vrijbrief is om de mening van één van de strijdende partijen zonder verifiëring in de rapportages wordt opgenomen. Alleen de beweringen die getoetst zijn kunnen als feiten in de rapportages worden opgenomen, zodat de rechter zich daarover een gemotiveerd oordeel kan vormen’.
De kritiek op het feitenonderzoek van de jeugdzorginstanties zal uiteindelijk ook de Tweede Kamer bereiken, waar Vera Bergkamp (D66) zich jarenlang in het onderwerp zal vastbijten. In 2013 krijgt op verzoek van de Kamer de Kinderombudsman de opdracht om een analyse naar het feitenonderzoek in de jeugdzorgketen uit te voeren. In december dat jaar wordt het rapport ‘Is de zorg gegrond? gepubliceerd. Conclusie: fouten in rapportages van de instanties komen regelmatig voor.
We zagen dat feiten en meningen in de rapportages werden vermengd
“We zagen dat feiten en meningen in de rapportages werden vermengd”, zegt voormalig Kinderombudsman Marc Dullaert. “Ook werden dossiers nauwelijks geüpdatet. Als je een keer met een negatieve beoordeling – ook al klopt het onderliggend feitenrelaas niet – in zo’n dossier terechtkomt wordt dat je hele leven nagedragen.” Op de vraag of dit nog steeds gebeurt, antwoordt Dullaert: “Er is helemaal niets veranderd. Ik krijg nog regelmatig meldingen van ouders binnen over fouten die in rapporten staan. Dit is een structureel probleem met grote gevolgen voor gezinnen.”
Toch zit politiek Den Haag niet stil. Het is de Tweede Kamer die zich in 2013 weer begint te roeren. Kamerleden worden bestookt door boze mails van ouders, omdat die vinden dat de situatie maar niet verbetert. En daarom dient Kamerlid Bergkamp in dat jaar een amendement in om de jeugdwet met artikel 3.3. uit te breiden. Daarin staat dat de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdbescherming verplicht zijn “de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren”. Sinds januari 2015 is dit wetsartikel van kracht, maar toch houden de klachten over gebrekkige rapporten aan.
Feitenonderzoek
Achtendertig dossiers. Dat is het aantal dat jurist en universitair docent Marianne Vlaming inmiddels op fouten heeft uitgeplozen. Een intensieve klus, want per casus gaat het vaak om meerdere ordners. Vlaming adviseert mensen die te maken krijgen met de jeugdzorgketen en waarbij er sprake is van medische of psychologische misdiagnostiek. Eén van de voorwaarden die ze aan cliënten stelt is dat ze een machtiging krijgt om bij instanties alles op te vragen. “Ik moet echt alles kunnen lezen. Als ik dat niet mag, hebben die mensen waarschijnlijk toch iets te verbergen. Dat wil niet zeggen dat alles in die rapporten dan ook echt klopt.”
Volgens Vlaming gaat het bij verschillende instanties binnen de jeugdzorgketen mis. Te beginnen bij een melding bij Veilig Thuis als er een vermoeden is van kindermishandeling. “Daar vindt al snel een beslissing of oordeel plaats. Als de medewerker grote zorgen heeft gaat het door naar de Raad voor de Kinderbescherming die de rechter informeert. Dan wordt er een uithuisplaatsing uitgesproken. En dat alles zonder dat de informatie is gecheckt en zonder hoor en wederhoor bij de ouders.”
Opleidingsniveau
Volgens Vlaming is het opleidingsniveau van de mensen die het onderzoek bij de jeugdzorginstanties uitvoeren één van de grootste problemen. Dat wordt gedaan door medewerkers met een hbo-opleiding maatschappelijk werk of sociaal pedagogische hulpverlening. “Die mensen hebben geen academische kennis om echt onderzoek te doen. Veel gaat dan ook via standaardprotocollen. Het moet allemaal binnen een bepaald plaatje passen. Informatie die daar niet in past laten ze dan weg. Er is sprake van tunnelvisie en het is vaak onmogelijk om als ouders daar iets tegen in te brengen. Ook al ligt het anders.”
Niet alleen het gebrek aan onderzoeksvaardigheden is een probleem. Door de uitstroom bij jeugdbescherming wordt dit vaak gedaan door werknemers met weinig ervaring die onder grote werkdruk staan. En als een rapport er eenmaal ligt is het volgens Vlaming buitengewoon lastig om dat van tafel te krijgen. “Ik wil niet een rapport waarin correcties zijn aangebracht. Ik wil een nieuw rapport waarin staat wat er mis is gegaan en dat daarom alle oude rapporten vernietigend worden. Maar het erkennen van fouten is voor instanties heel lastig. Men blijkt toch meer bezig met het imago van de organisatie.”
Goede Moeders
De problemen rond foutieve informatie in rapporten van jeugdzorg staan ook centraal in de KRO-NCRV-documentaire Goede Moeders, die vanavond op NPO2 wordt uitgezonden. In deze documentaire wordt verloskundige Sylvia von Kospoth gevolgd, die in haar praktijk te maken krijgt met zwangere vrouwen, waarvan kinderen op advies van de Raad voor de Kinderbescherming uit huis zijn geplaatst. Er wordt van Von Kospoth verwacht dat zij volgens protocol die zwangere vrouwen aanmeldt bij Veilig Thuis, zodat die een risico-inschatting kan maken over het ongeboren kind.
Von Kospoth tegen Pointer:” Als verloskundige bouw ik met deze vrouwen een vertrouwensrelatie op. Zij staan onder grote druk vanwege de kans dat zo’n uithuisplaatsing weer kan plaatsvinden.” Von Kospoth wil weten waarop de eerdere beslissing van de uithuisplaatsing is gebaseerd en besluit op verzoek van moeders de rapporten van de jeugdzorginstanties zelf te gaan lezen. “Daar ben ik van geschrokken. Zo kom ik in die rapporten vermoedens tegen die als feiten worden gepresenteerd. Ouders zouden dan bijvoorbeeld zwakbegaafd zijn, terwijl dat helemaal niet is onderzocht. En uiteindelijk blijkt dat ook niet waar te zijn, maar blijft het wel in het rapport staan.”
Het blijft stil
In de documentaire is het verhaal van Angelique en Geert te zien, één van de echtparen die Von Kospoth begeleidt. Hun dochtertje van anderhalf is uit huis geplaatst, omdat de situatie niet veilig genoeg zou zijn. Ook in hun rapport is Von Kospoth allerlei foutieve informatie en vooral suggestieve verdenkingen tegengekomen. “Ik ben met hen meegegaan naar de jeugdzorginstanties. Gevraagd of die rapporten dan kunnen worden gecorrigeerd. Dat kan dan niet. En als ik vraag: Waarom dan niet? Dan blijft het stil.”
Angelique en Geert mogen uiteindelijk hun baby bij zich houden, omdat ze bewezen hebben daar goed voor te kunnen zorgen. Maar of hun dochtertje dan ook terug kan komen, is nog maar de vraag. De tijd vordert en de aanvaardbare termijn waarin het kind nog bij ouders kan worden teruggeplaatst is bijna voorbij. Er loopt nog steeds een rechtszaak naar het ouderlijk gezag. Von Kospoth: ”Daar begrijp ik dan echt helemaal niets van. Dat kan toch gewoon niet? En in mijn regio – hier in Friesland - heb ik al een aantal van dit soort zaken lopen. Dat moet in Nederland dan veel vaker voorkomen.”
Zorgvuldig
Maar in Den Haag zijn de bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid daar niet van overtuigd. Minister Dekker voor Rechtsbescherming laat eind vorig jaar in een interview met het tv-programma De Hofbar van Powned weten dat hij groot vertrouwen heeft in hoe het nu gaat. Dekker: “In het overgrote deel van de gevallen verloopt het onderzoek door instanties goed.”
En Paul Blokhuis, staatssecretaris van VWS, laat in een Kamerbrief afgelopen april nog aan de Tweede Kamer weten: “Ik herken mij echter niet in het beeld dat kinderen stelselmatig uit huis worden geplaatst op basis van foutieve aannames, dat er geen wederhoor plaats zou vinden en dat ouders, gezinshuisouders en pleegouders geen inspraak hebben. Professionals maken zorgvuldige afwegingen en er zijn voldoende waarborgen en mogelijkheden voor wederhoor.”
Actieplan
En als er dan toch kritiek komt – zoals vorige week na de berichtgeving rond het geheime rapport ‘Incident of Patroon’ - wijzen de ministeries naar het actieplan Verbetering Feitenonderzoek. Want volgens de bewindspersonen zijn de instanties wel bewust bezig met het verbeteren van het feitenonderzoek en de rapportages. Het actieplan – opgesteld door Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdbeschermingsinstanties is daar het voorbeeld van.
In het actieplan – dat nog loopt tot eind dit jaar – staan acties genoemd die ervoor moeten zorgen dat het feitenonderzoek door instanties zo goed mogelijk wordt uitgevoerd. Zoals het duidelijk scheiden van meningen en feiten en het zorgen voor wederhoor. Oorspronkelijk deden ook vijf oudercomités mee aan de voorbereiding van het plan. Maar toen zij merkten dat ze geen steun kregen om het feitenonderzoek juridisch te verankeren en de rechtspositie van kinderen en ouders te versterken, dropen ze teleurgesteld af.
Mijlenver
De opvattingen van ouders en de instanties uit de jeugdzorgketen liggen soms mijlenver uit elkaar. Op 20 mei vorig jaar publiceert het Nederlandse Jeugdinstituut (NJi) het rapport ‘Samen werken aan feitenonderzoek’. Het NJi spreekt met ouders en professionals over wat er precies nodig is voor het doen van goed feitenonderzoek. En waar ouders zeggen dat er alleen objectieve feiten in rapporten moeten staan, zeggen professionals dat die feiten soms moeilijk zijn te achterhalen.
Meer dan een inventarisatie is het rapport van het NJi niet. Zo concludeert het NJi in het rapport: “Er zijn geen pasklare oplossingen. Dat dit geen quick fix is, staat vast.” Het zorgt bij oudercomités voor opgetrokken wenkbrauwen. Yvonne Fiege, Stichting SOS Jeugdzorg: “Qua inhoud is het toegeschreven naar een conclusie en die is: alles blijft zoals het is. Niets over normenkaders en of toetsingskaders, geen sancties voor jeugdzorg. ”
Richtlijnen
Ook oud-advocaat Prinsen vreest dat er weinig gaat veranderen. “Er zijn dan wel richtlijnen voor het doen van het feitenonderzoek, maar die zijn niet in de wet vastgelegd. Je moet een soort van wetboek van jeugdbeschermingsrecht maken. Pas dan kan de rechter toetsen of instanties zich ook aan de wet houden. Rechtsbescherming komt van duidelijke wetsartikelen en niet van richtlijnen. Die richtlijnen zijn juridisch niet bindend en kun je toch wel weer omzeilen.”
Inmiddels wordt de roep om een parlementaire enquête steeds luider. Dat heeft niet alleen te maken met de aanhoudende stroom van klachten van ouders over het gebrekkige feitenonderzoek bij jeugdzorginstanties en de alarmerende rapporten die daar de laatste jaren over zijn verschenen. De chaos rond de jeugdbescherming in Zeeland, Brabant en Limburg, de grote uitstroom van medewerkers en de dramatische financiële gevolgen van de decentralisatie doen daar nog een schepje bovenop.
“Dit duurt gewoon te lang en gaat ten koste van teveel kinderen en jongeren”, zegt voormalig Kinderombudsman Marc Dullaert. “Het blijft maar escaleren. Er wordt gezegd dat het om incidenten gaat. En: O, wat een lastige ouders. Terwijl het echt een structureel probleem is. Daar is een systematische stroomstoot-therapie voor nodig om zaken fundamenteel te veranderen. De wortel van het probleem ligt bij de beleidsmakers. De Rijksoverheid bepaalt en gedoogt het systeem. Het wordt tijd dat die ter verantwoording wordt geroepen.”
Mensenwerk
In een reactie op vragen van Pointer laat het ministerie van Justitie en Veiligheid weten dat het corrigeren van eventuele onvolledig- of onjuistheden een basisregel is voor de instanties. Het is volgens het ministerie moeilijk om vast te stellen of er sprake is van een onjuistheid of dat het gaat om een verschil van inzicht tussen ouders en de jeugdbescherming. En over het gebrekkig feitenonderzoek merkt het ministerie op: “De onderzoeken die aan de OTS liggen moeten zo zorgvuldig mogelijk gebeuren, maar het blijft mensenwerk.”
De KRO-NCRV documentaire ‘Goede Moeders’ wordt op woensdag 7 juli uitgezonden om 19:50 op NPO2