Twee derde van de mensen met een beperking vindt dat de Nederlandse maatschappij onvoldoende is toegerust op het laten meedraaien van mensen met een beperking. In het openbaar vervoer, de horeca, de arbeidsmarkt en het onderwijs: overal pakt de overheid haar plicht om de positie van mensen met een beperking te verbeteren niet serieus genoeg op.
Gewoon een boodschap doen is voor Leo Wessel al een puzzeltocht en vandaag is het woensdag, een nog slechtere dag voor boodschappen. “Ik zou het fijn vinden als de vuilnismannen de containers na het legen zo veel mogelijk naar achter zetten, zodat de stoep vrij is, want dat is mijn gidslijn.”
Leo Wessel lijdt al sinds zijn jeugd aan glaucoom, een beschadiging aan de oogzenuwen die hem steeds blinder maakt. “Ik zie aan één oog nog één procent.” Maar Wessel komt nog steeds buiten met zijn blindengeleidestok, hoewel het moeilijk is zich te oriënteren op deze woensdag. “Ik ben nu door het gesprek met jou de verkeerde weg ingeslagen.”
Luister hier de radio-reportage of lees hier de transcriptie (PDF) van de uitzending.
Positie mensen met een beperking op veel terreinen verslechterd
Smalle stoepranden, versperd door containers, en overhangende bomen. Wessel meldt het al jaren aan de gemeente Goeree-Overflakkee, waar hij woont. Zijn inschatting: na 3 jaar staat driekwart van de obstakels er nog steeds. “Je wordt niet teruggebeld of teruggemaild. De ene gemeente heeft daar meer voor te besteden dan de andere, het wil ook wel eens aan de beleidsmedewerker liggen die niet de moeite neemt om het rondje met jou te lopen dat wij nu doen. Als er een rotonde aangelegd moet worden kijken ze niet naar de blinden of slechtzienden. Die mensen moeten daar ook gaan oversteken.”
Otwin van Dijk is burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek, waar wel veel gedaan wordt aan toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Dat komt omdat van Dijk ervaringsdeskundige is: hij zit zelf in een rolstoel. Op zijn achttiende liep hij een dwarslaesie op. In 2012 was hij het eerste Tweede Kamerlid in een rolstoel. Dat was tevens zijn eerste confrontatie met de nationale politiek. “Die zaal was me toch ontoegankelijk! Het begon al met hele zware deuren die ik niet open kreeg, vervolgens had je de interruptiemicrofoons die niet ver genoeg naar beneden gingen, dus ik stond constant naar het plafond te staren. Je hoorde ergens geluid vandaan komen maar je kon niet zien dat ik het was. Ik vond het wel heel symbolisch dat de plek van ons allemaal uiteindelijk gewoon niet inclusief was.”
Nederland heeft het slechtste Bouwbesluit van Europa, durf ik wel te stellen.
Inclusiviteit
En daar is dan het toverwoord: inclusiviteit. In 2016 ratificeerde Nederland als één van de laatste Europese landen het VN-verdrag Handicap. Daarin committeert Nederland zich aan een set van afspraken over toegankelijkheid en inclusiviteit voor mensen met een beperking. Maar dat ging niet van harte. Sterker nog: Nederland ondertekende niet het gehele verdrag. Het zogenaamde facultatieve protocol, waarmee burgers verhaal kunnen halen bij de VN, heeft Nederland niet ondertekend. Van Dijk: “Het voorstel om het facultatieve protocol te ondertekenen haalde destijds wel een meerderheid. Maar het is door het kabinet nog niet uitgevoerd. En ik geloof dat er inmiddels wel drie of vier keer een motie door de Kamer is aangenomen. Doe dat nou eens!”
Ook in wetgeving laat de nationale overheid het afweten, zegt van Dijk. “Nederland heeft het slechtste Bouwbesluit van Europa, durf ik wel te stellen. Hier kunnen gebouwen gebouwd worden die voor mensen met een beperking nauwelijks toegankelijk zijn. Van wonen tot digitale toegankelijkheid, er is gewoon geen wetgeving voor. Nederland is gewoon laks daarin.”
De gemeentes zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het VN-verdrag Handicap, maar het lakse overheidsbeleid sijpelt ook door naar dat van de gemeentes. De verschillen in toegankelijkheid tussen gemeentes zijn enorm. “Er worden wel stappen vooruit gezet maar ik moet ook constateren dat er gemeentes zijn die het niet doen. En dat is niet goed natuurlijk.”
Leonard Geluk, voorzitter van de VNG, is het daarmee eens: “Wij merken dat het heel bepalend is of gemeenten het gesprek aangaan met ervaringsdeskundigen. De reden dat gemeentes daar onvoldoende aandacht aan besteden is toch vaak ‘we hebben zoveel op ons bord liggen, zoveel aan de hand aan gemeentekant’.” Maar volgens Geluk is het vooral een centenkwestie. Toegankelijkheid is kostbaar en door de financiële problematiek in veel gemeenten zijn daar vaak minder middelen voor.
Moeder Theresa-complex
De grote vraag is waarom zo weinig geld besteed wordt aan de 2,3 miljoen mensen in Nederland met een beperking. Burgemeester Otwin van Dijk heeft wel een vermoeden: “We denken dat we het goed geregeld hebben voor mensen met een beperking, maar dat ís helemaal niet zo”, zegt van Dijk. “Achter ons niet toegankelijke openbaar vervoer laten we aangepaste busjes rijden. Dat is een optocht van mensen zonder beperking in het reguliere vervoer en aangepaste busjes die er achteraan rijden. Dat is niet inclusief en ook nog eens heel duur. Nederland is een land dat lijdt aan een collectief moeder Theresa-complex: we zorgen heel graag voor mensen, maar het liefst in aparte busjes, aparte scholen, aparte woonvoorzieningen: als het maar apart kan. Is dit nou eigenlijk wat we willen in dit land? Volgens mij toch niet!”
Intussen is het nu 5 jaar geleden dan Nederland het VN-verdrag Handicap ratificeerde. Er is een keur aan instanties die daarover rapporteert: er is de officiële rapportage van de overheid, die meldt dat men zich buitengewoon inspant om de situatie te verbeteren, en dat er een hoop leuke initiatieven te melden zijn. Dan is er de rapportage van het College voor de Rechten van de Mens. Die is veel kritischer. Het College constateert dat het met het onderwijs, inkomen en arbeidsparticipatie niet goed gaat. En dan is er nog een derde rapportage, de schaduwrapportage van de gehandicaptenplatforms zelf, verenigd in de Alliantie VN-verdrag Handicap. José Smits schreef eraan mee, en haar conclusie stemt somber: de situatie in Nederland voor mensen met een beperking is de afgelopen jaar op veel gebieden juist verslechterd. Neem de toegankelijkheid van openbare faciliteiten: “We hebben kunnen zien in de statistieken dat mensen niet zomaar uit kunnen gaan. Bijvoorbeeld: je kan het toilet niet op. Dus is het niet zo handig om veel biertjes te gaan drinken.”
Ons onderzoek
Pointer deed zelf ook onderzoek, samen met Spot on Stories en weekblad Vrij Nederland. We vroegen 227 mensen met een beperking hoe zij de toegankelijkheid en inclusiviteit in Nederland ervaren. Twee derde van de respondenten vindt dat Nederland onvoldoende is toegerust op mensen met een beperking. Meer dan de helft vindt het openbaar vervoer niet toegankelijke genoeg. En de Nederlandse Horeca krijgt van meer dan de helft van de respondenten een onvoldoende. We nemen de proef op de som bij een lunchcafé in Boxtel, waar we naartoe gaan met Marijke Smits van het gehandicaptenplatform Best. Smits zit al bijna 50 jaar in een rolstoel. Bij binnenkomst zegt de uitbater trots dat er wel een gehandicaptentoilet is, maar als Smits gaat kijken raakt ze teleurgesteld. “Er klopt geen fluit van. Je hebt anderhalve meter draaicirkel nodig en die heb je niet, de spiegel is te hoog, je kunt niet onder de wastafel. Het spijt me, je moet uit zithoogte denken.” De uitbater kijkt beteuterd. En dit maakt Smits veel vaker mee in Nederland. Dat is in het buitenland wel anders. “In Spanje zag ik verschillende goede voorbeelden van toiletten, hetzelfde in Frankrijk. In Duitsland kan je overal met je Euroschlüssel (een universele sleutel) terecht.”
En toch is er iets raars aan de hand. Want toen Smits net in een rolstoel terechtkwam, in de jaren ’70, waren de voorziening veel beter dan nu. “Al binnen een jaar kreeg ik een aangepast Dafje, je kreeg benzinegeld, en ik kreeg verwarmingskosten vergoed omdat mijn benen heel koud worden. Huishoudelijke hulp was ook vanzelfsprekend. Eigenlijk is bijna alles geschrapt en dat is het trieste. Heel geleidelijk is het afgepakt van een groep die niet gezamenlijk op het malieveld staat. Zo stillekes. En dan zeg ik altijd: ‘Mijn handicap is niet op het dak gezet, die is hetzelfde gebleven’.”
Niet alleen faciliteiten zijn in de loop der jaren afgebouwd, ook het inkomen van mensen met een beperking neemt af, blijkt uit de schaduwrapportage van José Smits: “Als je een beperking hebt moet je een beroep doet op de WLZ, de Wet Langdurige Zorg, of de WMO, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Daar moet je een eigen bijdrage voor betalen. Je hebt ook altijd extra ziektekosten, daar moet je eigen risico over betalen, en je hebt ook nog hulpmiddelen nodig die je niet allemaal vergoed krijgt. Dus houden mensen minder over.”
Is er wel plek voor mij?
Een prikkel om te gaan werken geeft dat lage inkomen niet. Uit het onderzoek van Pointer en Spot on Stories blijkt dat 79 procent van de respondenten zich belemmerd voelt in hun (zoektocht naar) werk. Niels Vrind zit in een rolstoel omdat hij Osteogenesis Imperfecta heeft, oftewel broze botten-ziekte. Voor hem heeft het financieel weinig zin om te gaan werken. “Ik zit in een Wajong-uitkering en dat betekent dat als ik meer dan 290 Euro bruto bijverdien, ik er netto op achteruit ga.” Toch weerhoudt dat Vrind er niet van op zoek te gaan naar een baan. “Ik ben gestart als zzp’er, ik coach mensen met een chronische ziekte, en ik ben psycholoog, Dus ik zou makkelijk een baan moeten kunnen vinden. Maar werkgevers willen mij niet.”
Is er wel plek voor mij in onze samenleving, vraagt Niels Vrind zich hardop af. “Het zorgt voor terugtrekken en je eenzaam voelen. Ik ervaar mezelf weleens tot last. Op arbeidsvlak, hulpmiddelen, wonen en vervoer: je bent tot last. Ik denk dat mensen met een beperking meer zichtbaar moeten zijn, in het dagelijks leven, op straat, in de kroeg, op tv, in de politiek. Dan gaan mensen ook ontdekken dat je met een beperking ook volwaardig kunt deelnemen.”
Deze reportage is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en Anna Deems en Mattijs Smit van onderzoekscollectief Spot on Stories.