In 55 gemeenten wordt nog geen onderzoek gedaan naar de roofhandel van Joodse panden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze transacties – vastgelegd in de zogeheten Verkaufsbücher, de registratie van onteigend en doorverkocht Joods vastgoed – vonden plaats in 218 gemeenten. De afgelopen jaren hebben 163 gemeenten een onderzoek aangekondigd, waarin wordt bekeken of woningen na de oorlog zijn teruggegeven aan de oorspronkelijke Joodse eigenaren, en of de gemeente de Joodse bevolking heeft tegengewerkt tijdens het rechtsherstel.
Dat blijkt uit onderzoek van Pointer (KRO-NCRV) naar de gemeenten die in de Verkaufsbücher voorkomen. Sinds 2020 onderzoeken we in De Vastgoedboeken of deze 218 gemeenten (van de in totaal 342 gemeenten) een kwalijke rol hebben gespeeld in deze transacties. In een jaarlijkse rondvraag vragen we of gemeenten een onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren.
In 122 gemeenten is zo'n onderzoek al afgerond. In enkele gevallen leidt dat tot moreel rechtsherstel: een burgemeester die concludeert dat er nu nog iets goed te maken valt met de lokale Joodse gemeenschap, zoals dat onlangs in Roermond, Zevenaar, Wassenaar en Kampen is gebeurd. En in onder meer Eindhoven, Apeldoorn, Lochem en Winterswijk hebben de onderzoeken geleid tot donaties van tien- tot honderdduizenden euro's aan Joodse stichtingen en herdenkingscentra. In Groningen ontving een nabestaande excuses en een schadevergoeding van ruim 3 ton van de gemeente.
Ronny Naftaniel, voorzitter van het Centraal Joods Overleg, is tevreden over het groeiende aantal gemeenten dat in de afgelopen 4 jaar zijn verantwoordelijkheid pakt en een onafhankelijk onderzoek instelt. Hij is kritisch op de gemeenten die geen onderzoek instellen, en plaatst tegelijkertijd een kanttekening bij de kwaliteit van sommige afgeronde onderzoeken. "Sommige gemeenten concluderen dat ze verkeerd hebben gehandeld en bieden excuses aan. Maar ze weten soms niet eens precies waarvoor ze die excuses aanbieden."
Geen onderzoekers of Joodse gemeente
Op dit moment zijn er 55 gemeenten die nog geen onderzoek doen. De gemeenten Westerwolde en ‘s-Hertogenbosch geven wel aan dat zij op dit moment intern zoeken naar mogelijkheden om zo’n onderzoek uit te voeren. Vijftig gemeenten hebben in deze (of een eerdere vragenronde) aangegeven dat zij geen onderzoek gaan uitvoeren. Daarnaast zijn er 5 gemeenten (Barendrecht, Geldrop-Mierlo, Neder-Betuwe, Ouder-Amstel, en Zwartewaterland) die onze vragen nog nooit hebben beantwoord en geen onderzoek hebben aangekondigd. In dit overzicht kun je zelf zien hoeveel transacties jouw gemeente heeft gedaan en of ze al onderzoek laten uitvoeren.
Een veelgenoemde reden om geen onderzoek te doen is het gebrek aan middelen, zoals geld of onderzoekers. Vooral de kleinere gemeenten lijken daar last van te hebben. Ook geven enkele gemeenten aan dat er geen noodzaak tot onderzoek is. Onder meer Bodegraven-Reeuwijk, Olst-Wijhe en Stichtse Vecht antwoorden dat zij tijdens en na de oorlog geen grote Joodse gemeenschap hadden.
"Bij sommige gemeenten gaat het om zo weinig transacties dat het bijna onmogelijk wordt om een rapport te schrijven", zegt Wim van Meurs, hoogleraar Europese politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Met zijn onderzoeksteam Advies & Actualiteit is hij verantwoordelijk voor 24 onderzoeken in 43 verschillende gemeenten: sommige gemeenten laten gezamenlijk een onderzoek uitvoeren.
Minder dan 10 transacties
Een onderzoek in gemeenten met minder dan 10 transacties vindt hij dan ook niet zinvol. "Je kunt dat ene pand uitzoeken, maar op basis daarvan kun je niets zeggen over de houding van de gemeente tegenover de Joodse inwoners: de gemeente heeft dat pand niet zelf gekocht en er was niet of nauwelijks een Joodse gemeenschap."
Ronny Naftaniel is het daarmee eens, maar wijst ook naar de gemeente Almelo. Die antwoordt namelijk op onze rondvraag: "Almelo verricht vooralsnog geen onafhankelijk, systematisch onderzoek naar de onteigening en doorverkoop van Joods vastgoed. Ook omdat ons, voor zover we hebben kunnen nagaan, geen compensatieverzoeken hebben bereikt noch vragen hierover van nabestaanden." De gemeente had voor de oorlogsjaren honderden Joodse inwoners en is in de Verkaufsbücher goed voor 60 transacties: meer dan genoeg reden om actief een onderzoek in te stellen in plaats van passief af te wachten, aldus Naftaniel.
Ook in de gemeenten Culemborg (11 transacties), Leidschendam-Voorburg (39), Midden-Drenthe (23), Rijswijk (30) en Waterland (13) is ondanks het aantal transacties nog geen onderzoek aangekondigd. Naftaniel: "Als er enigszins een substantiële Joodse gemeenschap is geweest, dan doet de gemeente er goed aan om het gehele beeld naar buiten te brengen."
Kwaliteit en omvang van onderzoek
In 121 gemeenten is het onderzoek inmiddels afgerond. Maar de kwaliteit en omvang van die onderzoeken verschillen enorm. In 21 gevallen gaat het slechts om een vooronderzoek; de gemeente heeft dan een snelle zoektocht in het eigen archief gedaan om te bepalen of verder onderzoek nodig is.
Vaak wordt in zo’n vooronderzoek oppervlakkig uitgezocht of Joodse eigenaren of nabestaanden na de oorlog hun woning weer terugkregen. Terwijl veel gemeenten na uitgebreid onderzoek concluderen dat moreel rechtsherstel veel verder gaat dan enkel de teruggave van een woning: welke behandeling kregen de teruggekeerde Joden? Werkte de gemeente het lange proces van rechtsherstel tegen? Dit soort feiten komen tijdens zo’n vooronderzoek zelden boven tafel.
Bij 37 onderzoeken hebben we bovendien vastgesteld dat ze niet onafhankelijk zijn uitgevoerd. De onderzoekers zijn in deze gevallen vaak werkzaam bij dezelfde gemeente die ze moeten onderzoeken. Ook is er dan geen sprake van een beoordelingscommissie of klankbordgroep die moet toezien op de kwaliteit van het onderzoek. Het aankomende jaar gaat Pointer de kwaliteit van deze afgeronde onderzoeken verder onder de loep nemen.
Naftaniel ziet ook bij de onafhankelijk uitgevoerde onderzoeken nog verbeterpunten. Volgens hem wordt er nog te weinig gekeken naar allerlei immorele heffingen, regelingen die niet coulant waren en de kwaliteit van het rechtsherstel.
Zo hebben Joden in enkele gemeenten moeten betalen voor het leegruimen, de opslag en de teruggave van de inboedel van hun onteigende woning. "Joden betaalden voor hun eigen vervolging en deportatie. Het gaat dan niet om het geld dat daarmee gemoeid is, maar om het principe. Om te laten zien hoe bureaucratisch gemeenten waren. En hoe men een volstrekt gebrek aan inlevingsvermogen had. Hoe men altijd maar de regels van de bezetter bleef volgen. Er zijn maar heel weinig gemeenten in al die onderzoeken die van de regels zijn afgeweken. Dat is erg pijnlijk om te constateren."