Het actieprogramma ‘Werken in de zorg’ dat het personeelstekort in de zorg moet terugdringen heeft te weinig opgeleverd. Dat concludeert Doekle Terpstra, voorzitter van de commissie Werken in de zorg. Het is de bedoeling om met het actieprogramma het personeelstekort in 2022 terug te dringen naar nul, maar uit een analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat er dan nog 70.000 zorgwerknemers te weinig zijn. Er is 443 miljoen euro besteed aan het actieprogramma, maar volgens Terpstra had er meer moeten gebeuren. “De actie komt maar mondjesmaat op gang.”
Luister naar de uitzending van Pointer Radio:
Zorgen om de zorgtekorten
Een van de grootste uitdagingen in de zorg is het stoppen van de uitstroom van medewerkers. “Van iedere honderd nieuwe medewerkers zijn er binnen twee jaar alweer veertig vertrokken”, zegt Terpstra. Als voorzitter van de commissie Werken in de Zorg monitort hij die de voortgang van het actieplan.“Het is een vergiet.”
Het actieprogramma werd op 14 maart 2018 ingevoerd. Via drie actielijnen werd geprobeerd het personeelstekort in iedere regio terug te dringen. Zorginstellingen, ziekenhuizen, werkgeversverenigingen en brancheverenigingen moesten met zijn allen aan de slag. “Maar die samenwerking kwam maar langzaam op gang”, vertelt Terpstra. ,,De opbrengst had veel groter moeten zijn.”
De werkdruk is gestegen, de gaten in de roosters worden groter en een steeds kleinere groep moet steeds meer werk verrichten.
Voor het actieprogramma Werken in de Zorg is 443 miljoen euro vrijgemaakt. 420 miljoen euro hiervan ging naar sectorplanplus, een subsidie om het opleiden van huidige en toekomstige zorgmedewerkers te stimuleren. De subsidie werd in vier tijdvakken verdeeld. Pas in het vierde tijdvak werd het mogelijk om ook aanvragen te doen voor het behoud van medewerkers. Het ministerie van Volksgezondheid laat aan Pointer weten dat het niet bekend is wat de meerwaarde van deze subsidie is geweest. De overige miljoenen van het actieplan zijn besteed aan loopbaanbegeleiding via Sterk in je Werk (15 miljoen euro) en de campagne IkZorg (8 miljoen euro).
“De werkdruk is gestegen, de gaten in de roosters worden groter en een steeds kleinere groep moet steeds meer werk verrichten”, vertelt Stella Salden, voorzitter van beroepsorganisatie NU’91. Uit een peiling onder de leden blijkt dat 26 procent overweegt de zorg te verlaten. “We zijn vooral goed in plannen maken, plannen bij elkaar schuiven en iedere keer weer te constateren wat nodig is, maar dat kunnen we in de praktijk niet aanpakken. Het papier geeft de indruk dat we heel veel doen om het personeelstekort aan te pakken, maar feitelijk zit het heel anders.”
“Als een collega ziek is, dan is het veel lastiger dan vroeger om vervanging te regelen”, vertelt Fenny Steunenberg, verzorgende individuele gezondheidszorg bij Icare in Coevorden en bestuurder bij V&VN. “We draaien dan maar langere diensten, of werken een dag extra. De druk en de belasting neemt toe.” Uit cijfers van het CBS blijkt dat het ziekteverzuim tijdens de duur van het actieprogramma is gestegen van 5,6 procent naar 6,8 procent.
Applaus is niet genoeg
De grootste personeelstekorten in de zorg zijn te vinden bij de verpleegkundigen en verzorgenden. “Meer zeggenschap, ruimte voor de professionaliteit en het aantrekkelijker maken om in de sector te werken, zorgen ervoor dat meer mensen uiteindelijk blijven werken”, legt Salden uit. Uit het advies ‘Applaus is niet genoeg’ van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving blijkt ook dat meer zeggenschap een van de sleutels is om zorgmedewerkers te behouden. Daarnaast worden samenwerking en passende arbeidsvoorwaarden opgenoemd als oplossingen voor de grote uitstroom.
De komende jaren worden de problemen met het personeelstekort alleen maar groter. “Door de vergrijzing neemt de zorgvraag toe”, vertelt Jochen Mierau, hoogleraar gezondheidseconomie aan de Rijksuniversiteit van Groningen en wetenschappelijk directeur bij de Aletta Jacobs School of Public Health. “We hebben tijdens corona gezien wat een zorginfarct is. Dat gaan we in de toekomst nog veel vaker zien.”