Na bijna 78 jaar en twee onderzoeken blijft één vraag Kampen bezighouden: liggen er nog botten onder de parkeerplaats, waar vroeger de Joodse begraafplaats was? Vlak na de Tweede Wereldoorlog heeft de gemeente het perceel ontruimd en de stoffelijke resten naar IJsselmuiden overgebracht. Maar dat is niet zorgvuldig gedaan, beweren enkele omwonenden die zeggen botten te hebben gevonden in nabijgelegen tuinen en sloten. Vereniging het Joodse Begrafeniswezen pleit daarom voor onderzoek en meer eerbied voor de doden. Maar de gemeente wil er niets van weten.
“Ik heb weleens iemand gesproken die er een schedel had gevonden”, vertelt voormalig docent kerkgeschiedenis Jaap van Gelderen. Hij kent de verhalen goed. Van Gelderen spant zich al een halve eeuw in om de herinnering aan Kamper Joden levend te houden. Hij schreef een boek over de Joodse geschiedenis in de stad en redde met andere bewoners de plaatselijke synagoge van de ondergang. De schedel werd door een kind gevonden, aldus Van Gelderen. “En dus die ouders schrokken: wat is dit nu weer? Maar anderen zeiden: daar is natuurlijk de Joodse begraafplaats geweest. Het zijn verhalen die om de vijf jaar weer naar boven komen.”
Verkaufsbücher
We komen de oude begraafplaats aan de 1e Ebbingestraat in Kampen tegen in de Verkaufsbücher, de administratie die de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog bijhield van de handel in vastgoed van gedeporteerde Joden. Niet alleen woningen, ook Joods religieus erfgoed zoals synagogen en begraafplaatsen werden geplunderd en doorverkocht.
De Joden die de oorlog hadden overleefd kregen het door de Duitsers onteigende erfgoed weer terug, maar moesten het vervolgens vaak weer onder druk afstaan aan gemeenten. De overgebleven Joodse gemeenschap was te klein om al het erfgoed te onderhouden. En veel gemeenten zagen in de leegstaande panden en ongebruikte begraafplaatsen een kans voor uitbreiding van de stad. Ze gaven de overgebleven Joden de keus: voor een zacht prijsje het erfgoed verkopen, of het laten onteigenen.
Zo ook het Overijsselse Kampen, dat vlak na de oorlog de synagoge en begraafplaats voor een prikkie kocht. In 1947 werd de Joodse gemeenschap van Kampen officieel opgeheven en een jaar later werd de synagoge door de gemeente doorverkocht en de begraafplaats ontruimd.
Speeltuin
“Kampen had er een nieuwe kerkgroepering bij gekregen en die wilde ruimte hebben om een school te bouwen. Kampen had geen ruimte om nog veel te bouwen. Dus ze hadden die grond nodig”, vertelt Van Gelderen. “Toen werd er gezegd: dat (de begraafplaats, red) is net vrijgekomen. Ze doen daar niks mee. We gaan het verplaatsen naar het Joodse kerkhof in IJsselmuiden.”
Nadat de graven waren verwijderd werd van de grond een speeltuin gemaakt. Bedoeld om de baldadige Kamper jeugd van de straat te houden, zo is te lezen in krantenartikelen uit de jaren vijftig. Naast de speelplaats werd de gereformeerde mavo gebouwd. En bij die bouw zouden volgens Van Gelderen lugubere vondsten zijn gedaan.
“Jaren geleden werd ik eens aangesproken door een medewerker van de afdeling gemeentewerken. Die vertelde mij dat tijdens de bouw van het schoolgebouw diverse botten en beenderen naar boven waren gekomen. Die werden volgens hem in zakken gedaan en vervolgens in de diepe kolken rond Kampen gegooid”, vertelde Van Gelderen in 2004 aan een journalist van De Stentor.
Kinderhoofdje
In datzelfde jaar kwamen meer verhalen over gedumpte botten naar boven, schreef de krant. Zo zou een voormalig rattenvanger van de provincie Overijssel in de jaren tachtig een kinderhoofdje hebben gevonden in een sloot langs de Flevoweg. En een voormalig CDA-raadslid stelde dat hij in zijn jeugdjaren diverse schedels vond in de Hanzewijk, een wijk die zou zijn opgehoogd met grond afkomstig van het oude Joodse kerkhof.
De geruchten zijn zo hardnekkig dat stadsarcheoloog Alexander Jager in opdracht van de gemeente op onderzoek uitgaat. “We hebben getuigen gevraagd om met ons daarover in gesprek te gaan, om aan te geven wat zij wisten van de ruiming die in 1948 heeft plaatsgevonden”, vertelt hij.
Aanwijzingen dat halverwege de jaren vijftig botten zijn gedumpt in kolken of weilanden in en rond Kampen, vond Jager in 2004 niet. “Maar we kunnen niet uitsluiten dat resten van de Joodse begraafplaats nog op die locatie aanwezig zijn. Met scheppen heeft men in 1948 die graven open gelegd en daarna zijn alle skeletfragmenten op ’t oog verzameld. We gaan ervanuit dat men daar z’n best op heeft gedaan, dat het zo zorgvuldig mogelijk gedaan is. Maar dat laat onverlet dat kleine skeletfragmenten achter kunnen zijn gebleven.”
Voetbeentje
En dat vermoeden wordt werkelijkheid als in 2017 op de plek van de oude school de schop opnieuw de grond in gaat voor de bouw van een instelling voor begeleid wonen. Tijdens het archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw wordt een voetbeentje aangetroffen aan de rand van de voormalige begraafplaats. “Dat is iets wat we min of meer wel verwacht hadden”, zegt de stadsarcheoloog nu. “Er zullen niet veel skeletfragmenten liggen. Maar er zal een kleine hoeveelheid zijn achtergebleven, dus daar moeten we rekening mee houden.”
Herman Loonstein, voorzitter van de Vereniging het Joodse Begrafeniswezen, is er niet blij mee. In 2004 nam hij al “met ontsteltenis” kennis van de geruchten over achtergebleven stoffelijke resten en het dumpen van botten, en nu blijkt er ook nog een botje te zijn gevonden.
De eeuwige grafrust is voor de Joodse religie van de hoogste prioriteit, zegt hij. “Eeuwig is eeuwig. En dat betekent dat op het moment dat je begraven bent, je daar blijft liggen tot het einde der dagen. Die eeuwige grafrust is al niet volledig gewaarborgd omdat er een opgraving heeft moeten plaatsvinden (in 1948, red.). Als er dan nog resten zijn, dan zijn we verplicht als levenden om te zorgen dat die eeuwige grafrust tot zijn recht komt.”
Daarnaast vindt Loonstein het minachtend als op de oude begraafplaats iets gebouwd wordt, of als er activiteiten plaatsvinden die zich niet verdragen met een begraafplaats. “Want volgens de Joodse traditie is het, zolang er nog resten zijn, nog steeds een begraafplaats.”
Onderzoek
Loonstein heeft daarom recent een brief aan het college van burgemeester en wethouders van Kampen gestuurd met een verzoek om een gesprek. Hij vindt dat het gebied nu uitgekamd moet worden om te bepalen of er nog meer ligt. “Op grond van datgene dat gevonden is en op grond van de verhalen die er rondgaan in de buurt is het heel waarschijnlijk dat er meer is dan we nu weten”, zegt hij. “Ik heb tot nu toe niets gehoord, maar als dat gesprek er komt dan zal ik aandringen op een technisch onderzoek om vast te stellen dat er hopelijk echt niks meer ligt”, zegt hij.
Stadsarcheoloog Alexander Jager vindt dat laatste geen goed idee. “Nee, ik wil die plaats gewoon met rust laten”, zegt hij. “Het heeft wel zin dat we nog eens kijken naar die locatie, om die een wat fraaier aanzien te geven. Een klein stadspark, een herinneringslocatie. In ieder geval een vorm van markeren om aan te geven dat dat een begraafplaats is. Die locatie verdient gewoon veel beter.”
'Geen reden'
Maar de gemeente Kampen wil er niets van weten. “Nee, want ik denk dat het toentertijd goed is onderzocht en ik denk dat we het daarbij moeten laten”, zegt wethouder Erfgoed Richard Boddeus. Voor nieuw grondonderzoek, om eindelijk de geruchten tot rust te brengen, ziet hij “geen reden”. “We denken dat daar geen lichamen meer liggen of onderdelen van lichamen”, zegt hij. En ook voor het markeren van de parkeerplaats als Joodse begraafplaats ziet Boddeus “niet direct een aanleiding om dat te doen”.
We denken dat daar geen lichamen meer liggen of onderdelen van lichamen
Het boek is wat betreft de wethouder dus gesloten. Loonstein baalt ervan dat de gemeente de kwestie niet wil oppakken. “Ik vind het erger dan laks. Ik vind het zelfs onzorgvuldig om, als er dan een beentje is gevonden, dan te zeggen: ‘Nou dat was vermoedelijk maar één beentje en laten we maar weer overgaan tot de orde van de dag’, reageert hij. “Ik hoop dat de gemeente wel onderzoek zal doen. Maar als ze onverhoopt niet een volgende stap willen zetten, dan moeten we er rekening mee houden dat er nog steeds resten liggen. En dat betekent dat het naar religieuze regels nog steeds een begraafplaats is. En dan moet er tenminste een bordje staan dat dat aangeeft.”